Gen F

Join onze community en krijg extra toegang tot artikelen, deel jouw verhaal & ...
smartphonegebruik
© Rob Hampson via Unsplash

Dit zeggen de experts erover.

AHA: zo slecht is je smartphonegebruik echt voor je mentale gezondheid

De redactie

Excessief gebruik van de smartphone brengt ernstige schade toe aan het mentaal welzijn en de ontwikkeling van jongeren, aldus de vermaarde psycholoog Jonathan Haidt. Is zijn alarmkreet terecht? Knack vroeg het aan enkele experts. ‘Alles wat tijd en diepgang vergt, dreigt te sneuvelen.’

Tekst: Jeroen de Preter voor Knack

Stijgende zelfmoordcijfers, meer depressies en angststoornissen en een snel groeiend aantal gevallen van zelfmutilatie: de breinen van jongeren lijken wereldwijd in versneld tempo te verduisteren. En haast overal blijken de jaren rond 2012 het kantelpunt te vormen.

Dat is geen toeval, zegt de vermaarde Amerikaanse sociaal psycholoog Jonathan Haidt. In The Anxious Generation: How the Great Rewiring of Childhood Is Causing an Epidemic of Mental Illness, zijn nieuwste boek dat deze week verscheen, wijst hij naar de algemene verspreiding van de smartphone als belangrijkste boosdoener.

‘Toen jongeren eenmaal het hele internet op zak hadden en het dag en nacht konden raadplegen, veranderde dat hun dagelijkse ervaringen en ontwikkelingspaden op alle vlakken. Vriendschap, afspraakjes, seksualiteit, beweging, slaap, school, politiek, identiteit – alles werd erdoor geraakt.’ Haidt vatte zijn stellingen eerder al samen in een artikel voor het Amerikaanse medium The Atlantic. ‘Mijn punt is’, schreef hij, ‘dat de digitale omgeving die ongeveer twaalf jaar geleden vorm kreeg, jonge mensen ziek maakt en hun ontwikkeling naar volwassenheid blokkeert. We hebben een ingrijpende culturele correctie nodig, en wel nu.’

Haidts artikel is indrukwekkend en verontrustend. Hij onderbouwt zijn stellingen met overweldigend veel wetenschappelijk onderzoek en laat weinig ruimte tot twijfel. Zijn betoog is zo overtuigend dat je je kind nu, onmiddellijk, de toegang tot de digitale wereld zou willen ontzeggen.

Maar is dat noodzakelijk? En zijn de gevolgen van dat smartphonegebruik echt zo vernietigend?

Met die vragen stapten we naar een aantal experts in ons land. Uit hun commentaren valt al meteen te besluiten dat tegen minstens één deel van Haidts analyse niks in te brengen is. Tijdens het vorige decennium begon, in héél veel landen tegelijk, het mentaal welzijn van jongeren plots verbazend snel te dalen. Ons land is geen uitzondering.

Het is ontstellend om te zien hoeveel leerlingen – meisjes vooral – vandaag worstelen met eetstoornissen, faalangst of donkere gevoelens.

Frederik Van den Broeck, leraar geschiedenis

‘Natuurlijk zijn er nog altijd veel leerlingen die vrolijk door het leven fietsen’, zegt Frederik Van den Broeck, leraar geschiedenis in Sint-Bavo in Gent. ‘Maar ik kan uit het hoofd zeker acht leerlingen noemen die met ernstige mentale problemen kampen. Toen ik twintig jaar geleden begon les te geven werd je natuurlijk ook wel eens met die problemen geconfronteerd, maar nooit in die mate. Het is echt ontstellend om te zien hoeveel leerlingen – meisjes vooral – vandaag worstelen met eetstoornissen, faalangst of donkere gevoelens.’

Van den Broecks observaties weerspiegelen zich in de cijfers. Al een aantal jaar zijn de suïcidecijfers in Vlaanderen aan het dalen. Maar ze stijgen dramatisch bij jongeren – in de eerste plaats bij meisjes en jonge vrouwen. Al even zorgwekkend zijn de resultaten van een recente studie naar het mentale en sociale welbevinden van Vlaamse jongeren. Daaruit blijkt dat in 2022 ongeveer 20 procent van de 11- tot 18-jarigen zich meermaals per week ongelukkig voelde. Vier jaar eerder was dat nog 14 procent. Onderzoeker Maxim Dierckens (UGent), die het onderzoek leidde, zei in De Standaard dat de resultaten hem zo verrast hadden dat hij ze ‘meermaals gedubbelcheckt’ had.

‘We zitten met een huizenhoog probleem,’ zegt Elke Geraerts, doctor in de psychologie. ‘Het is geen toeval dat er vandaag zo veel jongeren op de wachtlijst van een psycholoog of psychiater staan.’ Maar zijn die problemen, zoals Haidt stellig poneert, een gevolg van de smartphone en diens alomtegenwoordigheid in het leven van tieners? ‘Ik heb me dat ook afgevraagd, toen ik dat artikel las’, zegt Geraerts. ‘Om dat causaal verband aan te tonen zou je een laboratoriumexperiment met twee groepen jongeren moeten doen, en dat is om ethische redenen natuurlijk onmogelijk. Ik ben geneigd te denken dat er ook andere factoren spelen. Maar de smartphone zou weleens de belangrijkste kunnen zijn. Ik kan me niet voorstellen dat die géén impact heeft, als ik zie hoe verslaafd jongeren soms zijn.’

Pluchen doos

Dat de gevolgen van excessief smartphonegebruik groter zijn voor jongeren dan voor volwassenen lijkt Geraerts alvast niet onlogisch. ‘Het jonge brein is, tot een jaar of 25, nog in volle ontwikkeling. Wie opgroeide zonder smartphones heeft een aantal neurologische paden sterker ontwikkeld. Zo is een omgeving zonder smartphones ongetwijfeld beter voor de ontwikkeling van je wilskracht, een heel belangrijke factor voor je mentale gezondheid en toekomstig succes.

Maar, zoals gezegd, er kunnen ook andere factoren spelen. In mijn boek Mentaal kapitaal schrijf ik over de “pluchen doos”, een metafoor voor de comfortabele, beschermde omgeving waarin jongeren vandaag opgroeien. Over het algemeen worden ze vandaag meer gepamperd. Ook dat zorgt ervoor dat de wilskracht minder wordt getraind.’

Philippe Noens, pedagoog en docent gezinswetenschappen (Odisee Hogeschool), vermoedt ook dat de smartphone niet de enige verklaring is voor het dalende mentale welzijn bij jongeren. ‘Dat welzijn was, zij het in een minder snel tempo, al eerder aan het afnemen. Voor de algemene verspreiding van de smartphone werd die tendens vooral verklaard door het wegvallen van de grote verhalen en het groeiende individualisme. Wat wellicht ook meespeelt is dat het begrip “mentaal welbevinden” een bredere invulling heeft gekregen en het stigma daarrond langzaamaan wat minder groot wordt. Het is, eindelijk, een thema.’

Een andere mogelijke verklaring kun je vinden in de ‘school stress hypothesis’, ontwikkeld door de Zweedse psycholoog Björn Högberg, zegt Noens. ‘Die hypothese zegt dat jongeren in landen met een kenniseconomie meer stress ervaren omdat het belang van goede prestaties op school er groter is. Onderzoek in 33 landen laat zien dat een hogere opleidingsgraad inderdaad leidt tot meer psychische problemen bij adolescenten.

Dat kan meteen ook verklaren waarom het mentaal welzijn van jongeren in Europa en de VS wél afneemt, en in minder welvarende landen voorlopig niet daalt. Mentale problemen komen vandaag het vaakst voor bij jonge vrouwen in rijkere landen. Vaak worden sociale media als boosdoener genoemd, en die zullen zeker een rol spelen. Maar ik zou de prestatiedruk op school niet onderschatten. Meisjes en jonge vrouwen doen het op school over het algemeen beter, dus het is niet onlogisch dat ze ook meer prestatiedruk ervaren.’

Mentale problemen komen vandaag vooral voor bij jonge vrouwen in rijkere landen. Sociale media worden als boosdoener genoemd, maar ik zou de prestatiedruk op school niet onderschatten.

Philippe Noens, pedagoog

Angsten overwinnen

Het tanende mentale welzijn is maar een deeltje van Haidts verhaal. Hij noemt ook cijfers en onderzoeken die laten zien dat jonge mensen langer bij hun ouders blijven wonen (dat is ook in ons land zo), minder snel relaties aangaan en in het algemeen vaker risicomijdend gedrag vertonen. Ook die evolutie is volgens Haidt voornamelijk een gevolg van de alomtegenwoordigheid van smartphones en tablets.

Kinderen en jongeren gingen daardoor minder fysiek spelen, en spel is, zo stelt Haidt, cruciaal voor de ontwikkeling. ‘Al spelend breiden ze hun vaardigheden uit, overwinnen ze hun angsten, leren ze risico’s in te schatten en leren ze samen te werken om later grotere uitdagingen aan te gaan’, schrijft Haidt. ‘Jongeren die geen kansen krijgen om risico’s te nemen en zelfstandig op onderzoek uit te gaan, zullen zich gemiddeld ontwikkelen tot bangere en risicomijdende volwassenen.’

Daar raakt Haidt een essentieel punt, vindt Geraerts. ‘In ons brein zit wat we noemen een scoutingsysteem, dat vooral bij kinderen actief is. Ze gebruiken dat om te exploreren, te verkennen, te betasten – en zo hun beeld van de wereld op te bouwen. Dat systeem wordt nauwelijks aangesproken bij een kind dat een hele dag voor een scherm zit en alleen maar swipet. Ouders beseffen dat te weinig. Als ouders me na een lezing met enige trots komen vertellen dat hun kind kon swipen voor het kon kruipen, denk ik: “Je had je kind beter nog even van dat swipen weggehouden. Dan had het wellicht al sneller kunnen kruipen en de wereld beginnen te exploreren.”’

Opgroeien in een digitale omgeving zou jongeren dus ongelukkiger en minder avontuurlijk maken. Maar volgens Haidt zijn dat niet eens de meest verwoestende gevolgen. Amerikaans onderzoek laat zien dat jongeren vandaag bijna een uur minder tijd doorbrengen met hun vrienden dan voor 2010. Ongetwijfeld compenseren ze dat minstens ten dele met virtuele interactie. Maar is die even waardevol? Niet volgens Haidt. Wat in virtuele communicatie onder meer verloren gaat, is de spontane reactie en de lichaamstaal, met alle misverstanden van dien. Maar nog belangrijker, aldus Haidt: virtuele communicatie is vrijblijvender. Virtuele gesprekken of (vriendschaps)relaties zijn makkelijker te beëindigen en daardoor veel meer een wegwerpproduct.

Een omgeving zonder smartphones is ongetwijfeld beter voor de ontwikkeling van je wilskracht.

Elke Geraerts, doctor in de psychologie

‘Ik twijfel er niet aan dat niet-virtuele gesprekken en relaties over het algemeen waardevoller zijn’, beaamt Noens. ‘Ik denk dan aan een experiment van de Nederlandse filosoof Hans Schnitzler. Elk jaar vraagt hij zijn studenten om een week weg te blijven uit de digitale omgeving. Meestal registreren ze dan een iets betere slaap en een groter concentratievermogen. Maar in mijn ogen veel belangrijker: ze geven ook aan dat ze vaker tot echte gesprekken komen.

Dat vind ik als pedagoog een bijzonder belangrijke vaststelling. Je kunt alleen maar ingeleid worden in de wereld en medemens worden in dialoog met andere mensen. En die dialoog staat niet alleen in de online omgeving onder druk. Ook in de publieke ruimte gommen we voortdurend mensen weg. Weinig kinderen van nu zullen het nog meemaken dat ze door een loketbediende worden geholpen. Naar het café zullen ze wel nog gaan, maar hun bestellingen geven ze door via een QR-code.’

Die menselijke dialoog wordt op nog een andere manier bemoeilijkt. Een goed gesprek veronderstelt volgens Noens een min of meer gedeelde wereld. ‘Maar anders dan aan de eettafel, in de klas of bij de jeugdbeweging ziet de wereld in de digitale omgeving er voor iedereen anders uit. Door de algoritmes is wat YouTube mij voorstelt, iets helemaal anders dan wat YouTube aan mijn zoon of buurman voorstelt. Hun nieuwsbronnen komen ook nauwelijks overeen met de mijne. En ja, dat lijkt me problematisch. Philippe Meirieu, een Franse pedagoog, spreekt in dat verband over onze opvoedingsomgevingen: de plaatsen waar we onze kinderen doorgeven wat het betekent om deel uit te maken van de mensheid.

Traditioneel waren die omgevingen het gezin, de straat en de school, waar we gezamenlijke eindtermen en ontwikkelingsdoelen vooropstellen. Maar, zegt Meirieu, met de digitalisering is er nog een vierde bijgekomen. Die online opvoedingsomgeving verschilt fundamenteel van de andere omgevingen omdat het zo goed als onmogelijk is om er tot gedeelde normen, ideeën of opvattingen te komen. Dat leidt tot fragmentering. En dat maakt het bijzonder moeilijk om collectief iets te delen of te bereiken.’

Als je kunt voorkomen dat er afbeeldingen van een tepel circuleren op Instagram, moet dat ook kunnen voor dat beelden van zelfverminking.

Elke Geraerts, psycholoog

Een vergelijkbare bedenking komt van Elke Geraerts. ‘Wie permanent online is, verdrinkt in een stroom van korte stukjes informatie. Je gaat aan infobesitas lijden en hebt geen tijd en ruimte meer voor diepgang en reflectie. Meer nog: alle processen die diepgang en tijd vergen, dreigen daardoor te sneuvelen. Dan heb ik het over vriendschappen opbouwen, iets aandachtig en grondig onderzoeken of je empathie trainen door je te verdiepen in een roman of film. Dat is, als we kijken naar de toekomst, echt verontrustend. Want precies die activiteiten onderscheiden ons, mensen, van een robot. Het gaat over wat ik het verschil noem tussen artificiële intelligentie en onze authentieke intelligentie.’

Smartphoneverbod

Een belangrijke – sommigen zullen zeggen de belangrijkste – kwestie kwam nog niet aan bod. Heeft de smartphone ook negatieve gevolgen op de leerprestaties? Wie de PISA-resultaten, die internationaal schoolprestaties vergelijken, van de afgelopen twintig jaar bestudeert, is geneigd te denken van wel. Neem de scores voor leesvaardigheid. Die vertoonden, zowel in Vlaanderen als in andere OESO-landen, een grote stabiliteit. Maar vanaf 2015 begonnen ze in steeds sneller tempo te zakken.

‘Begrijpend lezen lukt inderdaad steeds minder goed’, zegt geschiedenisleraar Van den Broeck. ‘En ik denk dat het inderdaad te maken heeft met de almaar kortere aandachtsspanne. Haidt schrijft in zijn artikel dat de gemiddelde Amerikaanse tiener vandaag iets meer dan 200 berichten per dag te verwerken krijgt. Dat vond ik, in vergelijking met onze leerlingen, nog vrij laag.’

Hoe je daar als leraar mee omgaat? Van den Broeck verwijst naar een opiniestuk van Dominique Verbruggen, directeur in zijn school, in De Morgen. ‘Uiteraard voelen ook wij dat het met de executieve functies van onze jongeren niet altijd opperbest gaat’, schreef Verbruggen. ‘Met de focus gaat het achteruit en de smartphone heeft daar zeker een negatieve invloed op.’ Toch besloot de directeur om geen volledig smartphoneverbod uit te vaardigen. Een verbod is er alleen tijdens de lessen en het middagmaal. ‘Ik begrijp die beslissing’, zegt Van den Broeck.

‘Verstandig omgaan met digitale media is een van de sleutelcompetenties. Dat leer je niet als je smartphones of laptops verbiedt. Maar in de praktijk zijn die telefoons natuurlijk best lastig. Tijdens de les moet je voortdurend in de gaten houden of ze het verbod wel respecteren. Sommige leerlingen zijn zo aan hun smartphone verknocht dat ze geen uur zonder kunnen. Vorige week nog heb ik een leerlinge betrapt tijdens een opdracht over de Beeldenstorm. Die leerlinge werkt doorgaans echt goed mee, en ook deze keer was er weinig op haar werk aan te merken. En toch kon ze het niet laten om die smartphone even boven te halen. “Het was een héél dringend berichtje”, was haar excuus. Haar blik toonde dat ze er spijt van had maar dat ze het gewoon niet kon laten.’

Zulke verhalen verbazen Elke Geraerts niets. ‘De socialemedia-apps zijn gemaakt om je focus te ondermijnen. Ze vuren voortdurend notificaties op je af. Die geven je telkens een shotje dopamine. Zodra dat shotje is uitgewerkt, wil je een nieuw. Zo werkt verslaving. Voor je concentratie en dus ook voor je leesvaardigheid is het dodelijk.’

De ceo van Netflix noemt slaap zijn grootste concurrent. Dat zegt iets over hoe die bedrijven denken.

Philippe Noens, pedagoog

Daar komt nog bij dat die vaardigheid ook op een andere manier wordt uitgedaagd. Onderwijs, zegt Noens, speelt zich vandaag in belangrijke mate af op het scherm. ‘Ik ben ervan overtuigd dat dat een impact heeft op de manier waarop je leest. De lesinhouden die via het scherm worden overgedragen, zijn gemaakt om zo snel mogelijk tot de essentie te komen. Het zijn eerder powerpointpresentaties dan teksten. Dat vergt een ander, minder diep soort lezen. Dat moet wel een spill-over hebben op het vermogen om begrijpend te lezen. Onderzoek toont dat je minder goed onthoudt wat je op een scherm leest. Dat lijkt me niet meer dan logisch. Als je minder diep leest, zul je ook minder goed onthouden.’

Zelfverminking

‘We hebben een ingrijpende culturele correctie nodig, en wel nu’, schrijft Haidt in zijn artikel. Hij doet meteen ook enkele voorstellen om de jeugd tegen de schadelijke invloed van de digitale omgeving te beschermen. Een compleet smartphoneverbod op scholen is een van die voorstellen. ‘Scholen die telefoonvrij werken, lijken altijd te melden dat het de cultuur heeft verbeterd, waardoor leerlingen meer opletten in de klas en interactiever zijn.’

Haidt doet ook een oproep naar de ouders: zij moeten beseffen dat ze hun kinderen vandaag op veel te jonge leeftijd blootstellen aan ‘een experiment waar niemand de uitkomst van kent.’ Geraerts is het daar helemaal mee eens. ‘Ik zou het niet betreuren als we naar een cultuur gaan waarin je scheef wordt aangekeken als je in gezelschap met je smartphone bezig bent. Zoals je nu lelijk wordt bekeken als je een sigaret opsteekt in de openbare ruimte. Vandaag vinden we het normaal als ouders hun kind in een restaurant hun smartphone geven. Dat is raar, want eigenlijk weten we allemaal wel hoe verslavend die dingen zijn.’

Ik hoop dat we gaan naar een cultuur waarin je scheef wordt aangekeken als je in gezelschap met je smartphone bezig bent, zoals je nu wordt bekeken als je een sigaret opsteekt in de openbare ruimte.

Elke Geraerts, psycholoog

Geraerts sluit ook niet uit dat we vandaag het begin van een mentaliteitsverandering zien. Ze verwijst naar de Verenigde Staten, waar onlangs de ceo’s van Meta, TikTok en Twitter in de senaat aan de tand gevoeld werden over de vernietigende gevolgen van hun producten voor kinderen. In het publiek zaten ouders van kinderen die door sociale media in een zwart gat waren getrokken en het niet hadden overleefd. ‘Wat ik bijzonder treffend vond,’ vertelt Geraerts, ‘was dat Democraten en Republikeinen aan hetzelfde zeel trokken.

Blijkbaar bestaat er in dat zo verdeelde Amerika een brede politieke consensus over de schadelijkheid en de noodzaak aan regulering. Of die politieke druk wat zal opleveren, dat is natuurlijk een andere vraag. In de senaat vertelde Meta-ceo Mark Zuckerberg dat zijn bedrijf al veel investeert in de bescherming van kinderen. Holle woorden, als je het mij vraagt. De algoritmes van Instagram zorgen er nog altijd voor dat jongeren beelden van zelfverminking te zien krijgen. Als je kunt voorkomen dat er afbeeldingen van een tepel circuleren, moet dat ook kunnen voor dat soort beelden.’

Of de industrie zichzelf zal reguleren? Twijfelachtig, zegt ook Philippe Noens. ‘Ik las dat de ceo van Netflix slaap zijn grootste concurrent noemt. Dat zegt iets over hoe die bedrijven denken. Ze jagen voortdurend op onze aandacht. Het vraagt van volwassen al een enorme zelfbeheersing om daaraan te weerstaan, dus hoe zouden kinderen en jongeren daar in slagen? Hen beschermen lijkt me een van dé pedagogische opdrachten van deze eeuw.’

Hoe moet die bescherming er dan uitzien? ‘Ik zou pleiten voor een recht op onbereikbaarheid’, zegt Noens. ‘Een beetje onder de radar zie je dat de geesten daarvoor beginnen te rijpen. Meer en meer universiteiten beginnen ruimtes in te richten waarin wifisignalen niet meer doorkomen. Je zou dat kunnen doortrekken naar andere openbare plekken, zoals stiltecoupés in treinen. Het recht om met rust gelaten te worden – om offline te mogen zijn – zou een soort basisrecht moeten worden, zoals riolering, elektriciteit of zuiver water.’

Lees ook:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content

' ' ' '