‘Wat we zochten in Kopenhagen, blijken we ook in “ons” Antwerpen te vinden.’
‘Schrijven en regisseren willen we voor niets ruilen, hoe charmant een bestaan als Zweedse zuurdesembakker ook klinken mag’
Katrien besluit haar huis te verkopen, naar een camper te verhuizen en samen met haar man Frederik en dochter Max een jaar lang haar goesting te doen. Een beetje werken, een beetje reizen en vooral niets móéten.
Dé plek die we in elk nieuw dorp en elke nieuwe stad bezoeken? De kerk, het lokale café of het geboortehuis van de plaatselijke kunstenaar? Niets van dat. Het immokantoor, natuurlijk. Uren hebben we ons al staan vergapen aan etalages die de mooiste woondromen aan ons trachten te verkopen. De ene keer zwijmelen we bij het jaren 30-appartement in Kopenhagen dat helaas onbetaalbaar blijkt te zijn, de andere keer bij het charmante rode houten Zweedse huisje dat ons doet fantaseren over dagen die uitsluitend gevuld zijn met het bereiden van zuurdesembrood en kombucha. Niet dat we een van beide ooit al succesvol gemaakt hebben. Of zo’n Portugees huisje dicht bij de zee, waar het ruisen van de golven de soundtrack van de dag is.
Tijdens deze reis komen de immodromen soms angstvallig dichtbij. We hebben ons huis immers verkocht en alle opties liggen open. Settelen we ons op een plek die we onderweg tegenkomen? Wordt onze tweede taal binnenkort Noors, Italiaans of Portugees? Gaan we voor de stad, de natuur of iets daartussenin? Mocht de term ‘keuzestress’ nog niet bestaan hebben, ik had ‘m onderweg ongetwijfeld verzonnen. We fantaseren op elke plek ons leven bij elkaar, met een nieuwe job, een school voor Max en een plek om na het werk naartoe te gaan: de zee, dat leuke café, die cinema of dat idyllische meer. Standaard zijn we zo’n drie tot zeven dagen van onze nieuwe heimat overtuigd, om vervolgens telkens aan elkaar te bekennen dat we het toch nog niet helemaal voelen. Wat we dan wel moeten voelen wanneer we hét tegenkomen, blijft een even groot vraagteken.
Door even afstand te hebben genomen, zien we weer waarom we ooit in ’t Stad woonden.
Tot we voor een meeting met het Vlaams Filmfonds even terug moeten keren naar België. We huren een Airbnb in Antwerpen en gaan zonder enige verwachting op wandel in de stad. Rondkuierend voelen we beiden plots waar we de hele tijd al naar op zoek zijn. Door even afstand te hebben genomen, zien we weer waarom we ooit in ’t Stad woonden. Wat we zochten in Kopenhagen, blijken we ook in ‘ons’ Antwerpen te vinden. We wandelen als echte toeristen rond en vergapen ons voor het eerst weer aan het prachtige oude centrum en de veelheid aan leuke wijken eromheen, met elk hun andere identiteit. De hippe adresjes, cultuur in al zijn vormen (alleszins nú toch nog wel, mevrouw Nabilla Ait Daoud), de cinema’s en theaters, galerijen en koffiebars, de huizen die al bij al nog betaalbaarder zijn dan degene in de vele andere steden die we bezochten… En het besef dat we onze job in deze stad en dit land kunnen blijven uitvoeren. De job van schrijven en regisseren die we eigenlijk voor niets willen ruilen, hoe charmant een bestaan als Zweedse zuurdesembakker ook klinken mag.
Naar de etalage van het immokantoor staren gaat over in langs huizen scrollen op Immoweb. Drie dagen later hebben we een afspraak met een makelaar voor een charmant huis in ’t Stad.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier