Iedereen heeft wel een lijk (of twee) in de kast zitten. Alleen moest het mijne per se een restaurant openen aan de overkant van de straat. Dat zit zo... Afgelopen zaterdag hadden mijn lief en ik zin in pizza. Dat is nog niet het choquerende gedeelte. Balancerend op de grens tussen gewoon hongerig en hangry belde ik naar de nieuwe pizzeria recht tegenover ons appartement en plaatste ik een bestelling in mijn beste Italiaans: ‘Quattro lookbrood prego.’ Omdat ik af en toe best tof kan zijn, stelde ik twintig minuten later voor om ons glutenvolle avondmaal ook even op te halen.
Ik stak de straat over, stapte nietsvermoedend de tent binnen en begroette de dame die ik eerder aan de telefoon had gesproken met een vrolijk ‘ciao’, tot ergens halverwege de drieklank mijn stem stokte. In de gloed van een brandende pizzaoven ontwaarde ik namelijk een gezicht met bijbehorende grijns dat me bekend voorkwam. ‘Hello, howa are you?’
Onenightstands heten onenightstands met een reden. Die reden is vaak: je bent zat, je wil niet alleen naar huis en de dag nadien kan je niet wachten om de lakens te verversen. Zo ging het ook bij mij, twee zomers geleden, toen ik in bed belandde met een Napolitaanse pizzaboer. Net als Dr. Oetker had hij een naam die ik consequent verkeerd uitsprak en vond ik hem in de nachtwinkel tussen de goedkope kratten wijn en pakjes Marlboro Light. ‘La Dolce Vita’ it was not. Na het avontuur in kwestie probeerde ik de buurt rond zijn restaurant te vermijden, tot het uiteindelijk de deuren sloot en ik geleidelijk aan weer aan pizza kon denken zonder awkward flashbacks.
Net als Dr. Oetker had hij een naam die ik consequent verkeerd uitsprak en vond ik hem in de nachtwinkel.
En daar stond Dr. Oetker dan plots, lachend met een vierkazen en vegetariana in de hand. ‘Disa is my newa place!’ riep hij enthousiast terwijl alle andere gasten de ogen langzaam van hun penne losrukten en op ons richtten. Ik stamelde iets over ‘good to see you, weinig tijd’ en ging er snel vandoor, met pizza’s en wat kleingeld in een plastic zak, want mijn oude vlam had me ongewild korting gegeven.
Terug thuis maakte ik dat de dozen leeg waren voor ik het debacle aan mijn lief vertelde – ik had ondanks de shock nog steeds honger – maar in plaats van de jaloerse reactie die ik verwachtte, lachte hij en haalde hij de schouders op. Blijkbaar was ik de enige die wakker lag van een oude onenightstand. Sindsdien doe ik mijn best om de groen-wit-rode vlag aan de overkant van de straat niet te zien als één groot, wapperend symbool voor al mijn foute beslissingen uit het verleden. En eet ik alleen nog diepvriespizza.
Deze column verscheen in Flair op 22 maart.