In haar boek ‘Hoogbegaafd zijn’ beantwoordt pedagoge en ervaringsdeskundige Lore Dewulf een simpele vraag: zo’n hoog IQ, is dat nu een zegen of een vloek? Maar net als het brein van een hoogbegaafde zelf, blijkt ook het antwoord complexer dan zwart of wit.
Hyperslimme klasjesspringers die op hun zestiende al aan twee universitaire studies tegelijk beginnen; dat is het beeld dat we weleens associëren met hoogbegaafdheid. Sheldon Cooper uit ‘The Big Bang Theory’ als prototype, dus. Maar zoals dat voor de meeste stereotypen geldt, is dat vooral een extreem en veel te weinig genuanceerd idee.
Hoogbegaafd zijn
Pedagoge en auteur Lore Dewulf: ‘Hoewel we wetenschappelijk gesproken over hoogbegaafdheid spreken wanneer iemand een IQ van 130 of hoger heeft (terwijl het gemiddelde tussen 90 en 110 ligt), bestaat er verder niet echt een eenduidige definitie. Het draait nochtans om meer dan “superslim” zijn, en is ook niet zomaar een simpele optelsom van een aantal losse kenmerken. Het gaat niet alleen om de eigenschappen die hoogbegaafden bezitten, maar ook om hoe intens die ervaren worden.’
Maar over welke kenmerken gaat het dan? Lore: ‘Niet elke hoogbegaafde ervaart alle kenmerken, en iedereen kan ze ook anders ervaren. Toch zijn er een aantal eigenschappen waarin veel hoogbegaafden zich herkennen. Denk aan snel en complex redeneren, meta-denken (denken over je denken), een erg kritische blik, een sterk gevoel voor rechtvaardigheid, een sterk sociaal en emotioneel aanvoelen, een verhoogd zelfbewustzijn, een grote gedrevenheid, een sterke drang naar autonomie…’
Slim op verschillende manieren
Met andere woorden: hoogbegaafdheid gaat verder dan ‘boekenslim’ zijn. Lore beschrijft in haar boek Hoogbegaafd zijn dan ook zes manieren waarop intelligentie zich kan tonen. Zelfs hoogbegaafden moeten (en zullen meestal) niet in alle zes schitteren. Vaak springen er een of een paar domeinen uit.
- Intellectueel: complex en analytisch denken, grote honger naar kennis, razendsnel patronen zien en diepgaande vragen stellen.
- Emotioneel: diep voelen, scherpe morele antenne, grote empathie en verantwoordelijkheidszin.
- Creatief: verbeeldingskracht, vernieuwingsdrang, originele humor; van kunst tot ‘out of the box’-oplossingen.
- Sensueel: intense zintuiglijke beleving, fijnzinnige waardering voor schoonheid, harmonie en sfeer.
- Fysiek: uitzonderlijke motoriek of lichaamsbeheersing (sport, muziek), of een diep begrip van de fysieke wereld.
- Existentieel: grote drang naar betekenis, ethiek en ‘waarom’-vragen, blik op het grotere geheel.
Niet alles gaat vanzelf
Anke: ‘Als kind haalde ik altijd hoge cijfers en op mijn tiende wees een IQ-test op school uit dat ik met een IQ van 138 hoogbegaafd ben. Daarom besloot men me een jaar te laten versnellen, een keuze die allesbehalve vanzelfsprekend was. De druk en verwachtingen waren hoog, maar de juiste begeleiding ontbrak. Dat zorgde voor zoveel stress dat ik uiteindelijk zelfs twee maanden niet naar school kon. Ik voelde me compleet overbevraagd en zelfs dom, maar durfde het niet te zeggen, omdat het niet paste bij mijn beeld van hoogbegaafdheid.’ (Bron: Lore Dewulf, ‘Hoogbegaafd zijn’)
Ik voelde me overbevraagd en zelfs dom, maar durfde het niet te zeggen omdat het niet paste bij mijn beeld van hoogbegaafdheid.
Hoogbegaafden hebben een scherper gevoel voor van alles en nog wat, zou je dus kunnen stellen. En toch betekent dat niet dat ze per definitie in alles uitblinken. Lore benadrukt: ‘Sommige hoogbegaafde kinderen en/of volwassenen excelleren, anderen onderpresteren net. Dat is meteen de grootste misvatting die ik hoop te doorprikken met mijn boek: de cultus van de moeiteloosheid.’
Jawel, hoogbegaafd ben je vanaf je geboorte, en vanaf dat moment ontwikkel je onder andere je cognitieve skills sneller dan leeftijdsgenootjes dat doen. Daardoor hebben hoogbegaafde kinderen het in de eerste jaren van hun schoolcarrière op leergebied vaak wat makkelijker. Ze fietsen door (een deel van) de lagere of middelbare school, en slaan soms zelfs een jaartje over. Tot ze toch eens op iets botsen dat niet zomaar vanzelf blijkt te gaan.
Op dat moment kan het snel keren, legt Lore ons uit: ‘Wie opgroeit met het gevoel dat veel vanzelf gaat, leert zelden wat échte inspanning vraagt. Ze leren niet wat doorzetten is, hoe ze kunnen omgaan met falen of hoe ze hulp kunnen vragen. Omdat inzet daardoor onwennig aanvoelt, haken sommige hoogbegaafden af zodra iets niét meteen lukt. Zo ontstaat onderpresteren: in plaats van meer moeite te doen, leer- of werkstrategieën te ontwikkelen of hulp te vragen, cruisen ze verder in de middenmoot, omdat ze met een minimale inspanning nog altijd ‘voldoende’ scoren.’
Moeiteloosheid
Maar wat is dan het issue, als het alsnog ‘goed genoeg’ gaat op school of op het werk? Lore werpt licht op de problematiek achter onderpresteren: ‘Net omdat hoogbegaafden die onderpresteren nog altijd “voldoende” scoren, spot de omgeving hoogbegaafdheid dikwijls niet. Hoewel de punten op het rapport of prestaties op het werk dan best oké lijken, keldert tegelijk de motivatie en voldoening van de hoogbegaafde en kan faalangst er daarnaast voor zorgen dat ze echte uitdagingen – die het wel waard zijn – gaan vermijden.’
Lore pleit dan ook voor het ontleren van moeiteloosheid bij hoogbegaafden. ‘Als we meer aandacht hebben voor hoogbegaafdheid, kunnen we kinderen van jongs af aan bewust laten oefenen met weerstand en ongemak, doelen nét buiten de comfortzone zetten, reflecteren op hun leerproces en actief hulp en feedback leren vragen, zodat inzet wél normaal en zelfs plezierig kan zijn. Immers, pas wanneer capaciteiten en inspanning samenkomen, kan iemands potentieel ook echt zichtbaar worden.’
Je bént anders, maar da’s oké
Erina: ‘Op school merkte ik al snel dat klasgenoten me raar vonden als ik moeilijke woorden gebruikte of te veel vragen stelde. Dus begon ik mijn woordenschat aan te passen, stak mijn vinger niet meer op en deed alsof ik taakjes moeilijk vond, ook al had ik het al lang begrepen. Ik lachte mee om mopjes die ik eigenlijk niet grappig vond, gewoon om erbij te horen. Nu besef ik pas hoe hard ik mezelf heb ingehouden om niet buiten de klasgroep te vallen.’ (Bron: Lore Dewulf, ‘Hoogbegaafd zijn’)
Ik paste mijn woordenschat aan en deed alsof ik taken moeilijk vond. Ik lachte mee om mopjes die ik niet grappig vond om erbij te horen.
Het is stilaan wel duidelijk: hoogbegaafd zijn draait om meer dan een beetje slimmer zijn dan de rest. Dat zorgt ervoor dat veel hoogbegaafden al jong het gevoel krijgen dat ze ‘anders zijn met de volumeknop aan’, zoals Lore het zo mooi omschrijft. ‘Iemand die hoogbegaafd is, pikt sneller signalen op, denkt drie bochten vooruit en voelt mensen ook op sociaal en emotioneel vlak feilloos aan.
Dat klinkt dan wel als een superpower, maar in de praktijk is het vaak de reden waarom hoogbegaafden niet altijd heel goed weten wie ze nu eigenlijk zijn. Ze hebben namelijk van jongs af aan geleerd om zich aan te passen aan de norm, om maar niet te veel anders te zijn en voldoende rekening te houden met de gevoeligheden van anderen. Denk: minder zeggen dan je weet, je tempo temperen, je emoties dimmen, zodat je “mee bolt” met de groep. Dat maakt het makkelijker om erbij te horen, maar heeft wel een flinke impact op hun identiteitsvorming: want wie ben je nog, los van wat de omgeving vraagt?’
Minderheid
Hoogbegaafden vormen dan ook een kleine minderheid – ongeveer 2 à 3 % van de bevolking – en dat voel je, geeft Lore mee. ‘In klassen, teams en vriendengroepen komen ze zelden spontaan iemand tegen die net zo snel schakelt, even kritisch naar de dingen kijkt of dezelfde morele gevoeligheid deelt. Dat gebrek aan “ontwikkelingsgelijken” maakt het lastiger om zich te herkennen in anderen en te benoemen wat er juist speelt. Precies dat besef – begrijpen dat ze simpelweg “anders afgesteld” zijn – is heel belangrijk. (H)erkenning (bij zichzelf en in de omgeving) kan cruciaal zijn. Zodra er taal en kader is, valt het kwartje: ze vinden makkelijker hun mensen, durven hun tempo en diepgang te ownen, en hoeven hun intensiteit niet meer te verstoppen. Dat ze er bovendien woorden aan kunnen geven, maakt het ook voor hun omgeving makkelijker om te begrijpen wie ze zijn.’
Strever op de werkvloer
Louis: ‘Soms lever ik snel en creatief werk af, andere dagen lukt zelfs iets eenvoudigs niet. Mijn talent is er, maar ik kan er niet altijd bij, vooral niet onder druk of als ik weinig vrijheid ervaar. Die wissel maakt me onzeker, vooral wanneer collega’s vragen waarom het ineens niet meer lukt. Om duurzaam te presteren heb ik ruimte nodig, vertrouwen en minder bewijsdruk. Niet alleen waardering op piekmomenten, maar ook begrip op de dagen dat het stroef loopt. Pas dan komt mijn potentieel echt tot zijn recht.’ (Bron: Lore Dewulf, ‘Hoogbegaafd zijn’)
De ene dag bruist de hoogbegaafde van ideeën, de volgende dag blokkeert hij/zij/die op iets kleins. Dat gebeurt niet omdat ze een gebrek aan talent hebben, maar wel een gebrek aan toegang tot hun talent.
Op het werk spelen dezelfde dynamieken als in het leven daarbuiten. Lore gaat verder: ‘Een hoogbegaafde ziet snel het geheel. Daarom botst het weleens met de rest van het team, vooral als die besluiten “dat we het in dit team gewoon zo doen”, terwijl de hoogbegaafde juist ziet hoe het kwalitatiever en effectiever kan. Resultaat: hij/zij/die raakt gefrustreerd, de collega’s zien hem/haar/hun als te kritisch of bemoeizuchtig.
Goed genoeg
Wat helpt? Heldere afspraken maken in het team over wat “goed genoeg” is (niet alles hoeft perfect te zijn), korte feedbackloops en een sparringpartner die mee op het niveau van de hoogbegaafde denkt. Krijgt een hoogbegaafde bovendien voldoende autonomie en ruimte, dan gaat de turbo aan, zonder dat ze alles naar zich toe hoeven te trekken. Win-win voor het hele team.’
Vergis je echter niet: hoogbegaafd zijn is geen synoniem voor ‘elke werkdag uitblinken’. Lore nuanceert: ‘Een andere dynamiek op de werkvloer: de ene dag bruist de hoogbegaafde van ideeën, de volgende dag blokkeert hij/zij/die op iets kleins. Dat gebeurt niet omdat ze een gebrek aan talent hebben, maar wel een gebrek aan toegang tot hun talent. Te weinig autonomie, te veel ruis om zich heen, te veel druk, te veel administratieve rompslomp, te weinig structuur….’
Maar waar ligt dan de sleutel tot het optimaliseren van al dat talent? Lore vat het samen: ‘Tussen over- én onderprikkeling ligt de “window of tolerance”: de sweet spot waarbij een hoogbegaafde genoeg diepgang en betekenis ervaart om gevoed te worden, zónder te verdrinken in te veel prikkels.’
Vrienden van het verstand
Elien: ‘Voor mij viel het kwartje pas toen ik al op tram 3 zat. Nochtans waren er mijn leven lang al signalen: ik kon mijn vaders krant al lezen toen ik nog in de kleuterklas zat, in de lagere school werd er voorgesteld een klasje te skippen en ik fietste door het middelbaar en de unief, of tenminste voor de vakken die me boeiden. Van kindsbeen af voelde ik me ook wat anders dan de anderen.
Daarom speelde ik ook vaak alleen, of eigenlijk met een bende ingebeelde vriendjes, huisdieren en mythische wezens om me heen, met wie ik wél gesprekken kon voeren zoals “de grote mensen dat deden”. Toch slaagde ik er ook in om vriendjes te maken en erbij te horen op school, maar als ik samenspeelde met anderen, deden we wat zij leuk vonden. Ook al vond ik het soms stom, of had ik best veel moeite met “stout” zijn als mijn bestie weer eens iets wilde uitvreten waarvan ik voelde dat het niet juist was.
Ik speelde met ingebeelde vriendjes, huisdieren en mythische wezens, met wie ik wél gesprekken kon voeren ‘zoals de grote mensen”.’
Als volwassene trok die lijn zich door in mijn vriendschappen. Ik had nooit zo’n grote vriendenkliek, want dat vond ik vooral vermoeiend. Ik leerde liever individuen kennen met wie het klikte, maar vaak klikte het dan vooral omdat ik me aanpaste aan wat zij wilden doen of nodig hadden in de vriendschap. Om dan plots in m’n gezicht terug te krijgen dat ik de ander het gevoel gaf dom te zijn, omdat ik wél altijd een oplossing klaar had en met zo weinig dingen moeite leek te hebben. Het heeft me nochtans heel wat moeite gekost om te leren begrijpen waarom ik zo weinig durf te vragen in vriendschappen en vaak ver over mijn eigen grenzen ga in het geven.
Maar nu ik weet wat er speelt, lukt het me al beter om die grenzen te bewaken en weet ik ook beter met wie het echt kan werken in twee richtingen. Ik voel me ook niet meer zo schuldig dat ik niet die vriendin ben die wekelijks wil afspreken en durf soms zelfs te denken: och, ze hebben toch maar chance met zo’n straffe denker als ik als vriendin…’
Sociaal schakelen
Hoogbegaafdheid zet je niet zomaar aan en uit als je de werkvloer betreedt of verlaat. Ook in het privéleven kan de unieke manier van denken, voelen en zijn een impact hebben. Lore ziet bij vriendschappen bepaalde dynamieken vaak terugkomen.
‘Met sommige mensen klikt het meteen: ze snappen het tempo van de hoogbegaafde, hun humor en hun honger naar diepgang. Met anderen voelt het alsof ze voortdurend aan hun handrem moeten trekken. Veel hoogbegaafden leren daarom al vroeg “sociaal schakelen”: wat minder zeggen dan ze zien, hun denkbochten inkorten, vooral veel luisteren en hulp proberen bieden. Handig voor hun vrienden, tot ze vooral de helper/coach worden en hun eigen batterij leegloopt. Vriendschap gaat om weten wie je bent en weten wie de ander is, zodat je verwachtingen kan afstemmen. Een hoogbegaafde moet beseffen dat hij/zij/die óók traag hardop mag denken, zich ook eens onhandig mag voelen, ook enthousiasme mag tonen.’
Gifted in de liefde
Ook in de liefde werkt de intensiteit die hoogbegaafden ervaren vaak als een vergrootglas. Lore haalt het hare ook weer boven: ‘Een hoogbegaafde partner denkt snel, voelt intens en ziet patronen nog voor ze aan hun katoenen jubileum toe zijn. Dat maakt van hen vaak nieuwsgierige, toegewijde en enthousiaste partners, maar het kan soms ook vonken geven: hoogbegaafde partners benoemen al snel wat er volgens hen wringt in de relatie, met het idee die beter te kunnen maken, terwijl hun partners dat vooral als kritiek ervaren. De hoogbegaafde wil een eerlijke analyse, diens partner wil soms gewoon verbinding zonder redeneringsmodel.’
In relaties kan het helpen om op voorhand af te stemmen wat de ander wil: “Wil je dat ik meedenk of gewoon even luister?”.
Zoals dat in alle relaties geldt, is in dit geval goede communicatie en helderheid over verwachtingen vaak key. Lore: ‘Hoogbegaafde partners hebben de neiging om alles meteen te willen oplossen, terwijl hun partner soms gewoon een luisterend oor en verbinding zoekt. Het kan helpen om op voorhand met elkaar af te stemmen wat de ander wil: “Wil je dat ik meedenk of gewoon even luister?”. Ook het bewust inplannen van momenten waarop je gewoon “easy together” mag zijn, zoals samen koken, gaan wandelen, knuffelen zonder diepe gesprekken, kunnen een meerwaarde zijn naast de diepe gesprekken. En net zoals dat gaat op het werk of in vriendschappen kan het ook helpen om een helder idee te schetsen over wat “goed genoeg” kan zijn. Geen enkele relatie zal tenslotte ooit perfect zijn.’
Zolang we hoogbegaafdheid enkel zien als “slim zijn”, missen we de helft van het verhaal.
Te slim voor taboes
Hoogbegaafd of niet, we zijn allemaal slim genoeg om te beseffen dat taboes ons zelden dienen. Dus of je nu zelf hoogbegaafd bent of hoogbegaafdheid opmerkt in je omgeving: zichtbaarheid en taal maken een wereld van verschil. Lore: ‘Zolang we hoogbegaafdheid enkel zien als “slim zijn”, missen we de helft van het verhaal. Door erover te leren en het te benoemen, haal je het weg uit de taboesfeer en wordt “anders” eindelijk verklaarbaar in plaats van vooral vermoeiend voor iedereen. Meer taal geeft meer houvast: thuis, in vriendschappen, op het werk.’
Kortom: hoogbegaafdheid verdient nuance, geen karikatuur. Precies de reden waarom Lores boek een echte aanrader is. Je vindt er ook nog veel meer persoonlijke getuigenissen in.
Lore Dewulf, ‘Hoogbegaafd zijn’ – € 24,50 – Pelckmans.
Lees ook: