Gen F

Join onze community en krijg extra toegang tot artikelen, deel jouw verhaal & ...

In de voorbije vier weken lockdown leerde Nele haar dochter dingen benoemen, tot en met haar eigen kak.

COLUMN: ‘Ze zei ““kak””, terwijl er een soort watervalgeluid van tussen haar bilwangetjes ontsnapte’



Columniste Nele werd vorig jaar moeder. Hier vertelt ze alles wat je wil weten over dat moederschap: lichaamssappige verhalen van onvoorwaardelijke liefde, van snot tot natte prot.


Over profetische woorden


Mijn dochter kan het woord ‘kak’ zeggen én het in de juiste context gebruiken. Een context waarin ze eerst met genepen oogjes gehurkt staat te duwen om daarna weer recht te komen en met een voldane blik ‘kak’ te zeggen, meer bepaald. Toch heel wat, voor een anderhalfjarige. Dus ziedaar de afgeworpen vruchten van een tweede lockdown, waarin we weer volledig op onszelf aangewezen zijn.



Opnieuw zijn we vier volle weken samen geweest, na een verplichte sluiting van de opvang en die nieuwe lockdown. Vier volle weken waarin ik haar elke dag zag groeien. Op zoveel vlakken, behalve sociaal. Want dat sociaal contact schiet er wat bij in als je eigenlijk niemand mag zien. Het resultaat? Ze negeert mensen. Op afstand of van dichtbij, in beide gevallen slaat ze haar blik neer of kijkt ze naast hen door. Mensen denken dan dat ze verlegen is en nemen het haar gelukkig niet kwalijk. Verkeerdelijk, want ik weet dat er ook gewoon wat arrogantie of argwaan in mijn kind zit. En dat neem ik haar niet kwalijk. Laatst zei ze zelfs ‘kak’ toen iemand haar iets vroeg. Wat mij doet beseffen dat er nog wat werk is aan dat gebruik in de juiste context.


Drie opeenvolgende dagen kwam ze vrolijk thuis. Na de vierde dag zei ze ‘kak’.


Maar goed, elk nadeel heb z’n voordeel, en haar uitgebreide vocabulaire beschouw ik als zo’n voordeel van dat gedwongen huisarrest. Tevens is het een pluim die ik graag op slash in mijn eigen hoed slash gat wil steken: elke dag van die lockdown wilde ik mijn dochter namelijk iets nieuws leren. Het stimuleren van haar motoriek en taal- en spraakontwikkeling, zeg maar. Dus gooide ik stukjes boterham in haar richting die zij met open mondje moest vangen, leerde ik haar hoe ze een potje yoghurt moet uitlikken en benoemde ik alles wat we tegenkwamen. Van een labradoodle met geföhnd haar tot haar eigen kak.

Dat alles heeft ertoe geleid dat ze ondertussen ook een eigen wil ontwikkeld heeft die ze welbespraakt duidelijk kan maken en ik daar enigszins spijt van heb. Als zij een boekje wil lezen, zál ze een boekje lezen. Lees: ik zal dat boekje dan voorlezen. Terwijl ik mijn eigen stem beu ben gehoord, vooral dan die waarmee ik voorlees of tegen mijn dochter spreek. Want ik ben blijkbaar niet in staat om normaal te praten tegen mijn peuter. Altijd is mijn stembereik net iets hoger dan normaal en spreek ik elke zin in een veelvoud van vijf uit. Zodat ze het zeker goed gehoord of begrepen heeft.

Vorige week bracht ik haar voor de tigste keer opnieuw voor het eerst naar de opvang. Ik kon weer ademen en aan mijn eigen stemgeluid wennen, en zij kwam drie opeenvolgende dagen vrolijk thuis. Na de vierde dag zei ze ‘kak’. Niet met genepen oogjes terwijl ze gehurkt staat te duwen om daarna weer recht te komen en met een voldane blik dat woord te zeggen. Nee. Ditmaal stond ze gewoon recht, ontsnapte er een soort watervalgeluid van tussen haar bilwangetjes en keek ze me aan alsof ze net een diarree-aanval had gehad. Wat ook zo was. Haar woorden zijn dus niet alleen heel wat voor een anderhalfjarige, ze blijken ook profetisch. Ondertussen zijn we weer allemaal samen thuis. Met buikgriep, ditmaal. Allemaal. We zitten in onze 9372ste quarantaine en ik schrijf dit terwijl mijn dochter naar een hoopje kots van de kat wijst en ‘bah’ zegt. Profetische woorden, ik zei het al. 2020 toch…

Lees meer columns van Nele:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content

' ' '