Gen F

Join onze community en krijg extra toegang tot artikelen, deel jouw verhaal & ...
© Tine Schoemaker

'Ik wil zo graag een normaal leven. Maar ik zit hier in een karreke.'

Tina (35) lag 7 maanden in coma nadat ze werd aangereden en draagt daar nog steeds de gevolgen van



Ze was jong en ze wist wat ze wilde. Tot een ongeval een groot kruis maakte over haar toekomst. Tina (35) belandde 7 maanden in coma nadat ze werd aangereden op de fiets.


‘Vroeger was ik een ongelooflijke spring-in-‘t-veld. Vrolijk, spontaan, ‘n tikje rebels. Ik genoot van het leven, zette graag de bloemetjes buiten. Ik was een goeie student en droomde ervan om advocaat te worden. Ik studeerde goed – vooral talen gingen me prima af. En eigenlijk ben ik ondanks alles wat er gebeurd is, binnenin niet echt veranderd. Ik ben nog steeds een vrolijke, spontane madam die graag lacht en plezier maakt. Alleen de omkadering van mijn leven ziet er compleet anders uit dan toen. Niets wat toen zo vanzelfsprekend leek, is dat nu nog. Niets waar ik toen van droomde, kan ik nu realiseren. En dat doet pijn. Heel veel pijn.’

Lafaard


‘Ik was 16 jaar toen ik na een avondje op café met scoutsvrienden naar huis fietste met mijn vriend. Het was herfstvakantie, dus de dagen waren veel korter en kouder dan nu. Mijn vriend reed aan de buitenkant van de weg, ik aan de binnenkant. Dat was het laatste zorgeloze moment van mijn leven. Toen ik voorbij een zijstraat reed, nam ik voorrang, hoewel ik eigenlijk geen voorrang had. Bovendien werkte mijn fietslicht niet... Het was de foutste beslissing die ik had kunnen nemen, want een man, die volgens het parket met maar liefst 92 km/u door de bebouwde kom raasde, kon ons onmogelijk ontwijken toen hij uit die zijstraat kwam. Ik werd vol in de flank geraakt en belandde meters verderop in een maisveld. Mijn lief had meer geluk. Omdat ik als eerste werd geraakt, ving mijn lijf de klap grotendeels op en was hij er veel beter aan toe. Hij had eigenlijk niet meer dan een paar schrammen.’

Een week lang was het bang afwachten of ik het zou halen. En als ik het zou halen, was het afwachten in welke toestand dat zou zijn.


‘Ik werd met spoed afgevoerd door de ambulance terwijl de man die het ongeval had veroorzaakt, er als een lafaard vandoor ging. Hij pleegde dus vluchtmisdrijf. Ik belandde in een diepe coma. Een week lang was het bang afwachten of ik het zou halen. En als ik het zou halen, was het afwachten in welke toestand dat zou zijn. Al weet ik zelf uiteraard niets meer van die eerste week of maanden.’

Schade beperken


‘Hoe verwonderlijk het ook klinkt: alleen mijn hoofd was geraakt bij het ongeval. Ik had geen enkele breuk, geen enkele interne bloeding of wat dan ook. Maar net omdat mijn hoofd heel de klap had opgevangen, was de schade aan mijn hersenen zo immens. Na een week ontwaakte ik uit mijn diepe coma en brachten dokters me in een subcomatieve toestand vanwege de pijn en om beetje bij beetje aan mijn herstel te werken. Vanaf dan begon mijn revalidatie. Niet dat ik bij bewustzijn was, maar om de schade min of meer te beperken, was het belangrijk dat mijn revalidatie zo snel mogelijk begon. Achteraf vertelden mijn ouders me wel dat een van de artsen hen had gezegd dat alles mogelijk was wanneer ik wakker zou worden en dat er een kans was dat ik geen zware blijvende letsels zou overhouden aan het ongeval. Al weten we intussen beter...’

3 jaar revalideren


‘Meer dan zes maanden lag ik in een subcoma. Intussen was ik niet langer in het ziekenhuis, maar was ik overgebracht naar een revalidatiecentrum, waar mijn ouders me nog steeds dagelijks bezochten. Het eerste wat ik me herinner van de periode na mijn ongeval, zijn de stemmen die ik rondom mij hoorde. Vraag me niet wat ze precies zeiden of wie er aan het praten was, maar ik herinner me nog het gebabbel rondom me. Toch kon ik niet communiceren of duidelijk maken dat ik hen hoorde, omdat ik nog altijd in die subcomatieve toestand was.’

‘Uiteindelijk werd ik wakker, maar de schade bleek immens. Ik kon niet meer spreken, niet stappen, niet zitten en niet eens een glas water zelfstandig leegdrinken. Ook mijn kortetermijngeheugen bleek aangetast. Eigenlijk kon ik niets meer. Alles heb ik opnieuw moeten leren. De weg naar mijn herstel was dan ook enorm zwaar. Ik heb echt ongelooflijk hard afgezien. Kijk ik naar foto’s van toen, dan zie ik hoeveel doffer mijn ogen toen stonden, al besef ik ook wel dat ik van geluk mag spreken. Ik had er evengoed niet meer kunnen zijn. Uiteindelijk verliet ik pas drie jaar na die fatale dag het revalidatiecentrum.’

Nooit meer zoals vroeger


‘Na mijn revalidatie werd ik doorverwezen naar het buitengewoon onderwijs. Daar ging het niet zoals op een gewone school. Ik had geen dagelijkse routine van opstaan en naar school gaan, al zag ik dat toen ook als iets positiefs (lacht). Ik moest wel opstaan en eten, natuurlijk, maar daarna volgde er eerst kinesitherapie. School was iets wat tussen therapieën door gebeurde. Ik zat ook niet meer in een klas, maar in een leefgroep. Tegelijk verhuisde ik van het revalidatiecentrum naar de voorziening waarin ik nu woon, voor mensen met een motorische beperking, zowel aangeboren als niet-aangeboren hersenaandoeningen – een NAH, zoals ik er een heb.’

‘Het is pas toen ik daar terechtkwam dat ik begon te beseffen hoe groot de impact van het ongeval op mijn leven echt is. Tot dan had ik altijd veel mensen rondom me gehad, was ik zo intensief bezig geweest met mijn herstel en met beter worden, dat ik geen tijd had om echt bij mijn toekomst stil te staan. Maar zodra ik uit het revalidatiecentrum was en naar deze voorziening werd doorverwezen, sijpelde de harde realiteit binnen. De rolstoel waartegen ik jarenlang had gestreden, was er nog altijd. De zorg die ik al die tijd nodig had gehad, was nog altijd van levensbelang. En de onafhankelijkheid die ik zo graag terugwilde, was er nog steeds niet. Mijn leven zou écht niet meer worden zoals vroeger. En daar heb ik het nog steeds moeilijk mee.’

Handvol mensen


‘Hoe bezorgd iedereen de eerste maanden en jaren ook om me was en met me meeleefde, is mijn sociale kring na al die jaren herleid tot een handvol mensen. Mijn vriendinnen en vrienden van vroeger zie ik nu alleen nog als ik bij mijn mama ben en we hen toevallig tegenkomen op straat. Ook het contact met mijn toenmalige vriend, die me nog lange tijd heeft bezocht in het revalidatiecentrum, is helemaal verwaterd. Wie ik dan wel nog zie? Mijn oudste broer komt nog geregeld langs met zijn vrouw en kindjes. Mijn mama bezoekt me zo vaak ze kan, ook nu papa gestorven is. Soms komt een van mijn andere broers mee als mama langskomt, maar dat gebeurt eerlijk gezegd niet zo vaak, terwijl ik zo’n ongelooflijke nood heb aan sociaal contact en aan mensen rond me. “Normale” mensen, zonder mentale beperking. Ik hou zo veel van fijne gesprekken en discussies. Ik wil mentaal uitgedaagd worden.’

‘Daarom wilde ik dit interview zo graag geven. Dit doet me zo veel deugd, dit is zo goed voor mijn gemoedstoestand. Ik wil gezien worden voor wie ik ben en voor wat ik wél nog kan, want mentaal ben ik nog helemaal mee. Zoveel mensen zien alleen mijn karreke en hebben medelijden of betuttelen me, maar dat wil ik niet. Ik ben normaal in mijn hoofd, ook al praat ik trager dan iemand anders. Je verstaat me toch? Net daarom heb ik besloten me te engageren voor Rondpunt, een vzw die zich inzet voor slachtoffers van een ongeval. Momenteel werk ik samen met hen en mijn begeleidster aan een presentatie waarmee ik in scholen wil gaan vertellen over wat me overkomen is. Ik wil niet alleen mijn dagen vullen met dagtherapie, maar iets betekenen.’

Zorg de klok rond


‘Elke dag sta ik om ongeveer 8 uur op. Dan maakt de verpleging me klaar en ga ik ontbijten. Daarna zijn er bewegingsactiviteiten. Nog steeds oefen ik geregeld met kinesitherapie. Ik moet blijven stappen tussen de baren, omdat het belangrijk is dat ik zoveel mogelijk beweeg en dat ik zelfstandig naar het toilet kan gaan en naar bed kan. Zelfs dat lukt me alleen – met de hulp van mijn begeleiders, weliswaar – maar het is goed dat ik dat veel oefen. Ik probeer ook zo veel mogelijk zelfstandig te doen. Drinken doe ik met een rietje, eten doe ik met een stootrand rond mijn bord.’

Mijn grote droom blijft om ooit mama te worden. Soms besef ik dat dat nooit zal lukken, maar stiekem blijf ik hopen dat het ooit toch kan.


‘Mijn vrije momenten in de voorziening breng ik door met muziek beluisteren of kruiswoordraadsels invullen. Eén keer per maand ga ik paardrijden, op vrijdag ga ik naar MoNah, een nieuw dagcentrum voor mensen met een niet-aangeboren hersenletsel, en op woensdag ga ik naar het dagcentrum van De Beweging. Maar eigenlijk staat mijn leven 24 uur per dag in het teken van zorg. Rij ik bijvoorbeeld naar mijn mama – dat doe ik om de 14 dagen één keer – dan ben ik tijdens het eerste uur echt alleen met mijn mama, maar rond de middag komt iemand van Gezinshulp om even te helpen. Wanneer die vier uur later vertrekt, ben ik nog een uur of soms een paar uur opnieuw alleen met mijn mama.’

Dromen


Mijn grote droom blijft om ooit mama te worden. Soms besef ik dat dat nooit zal lukken, maar stiekem blijf ik hopen dat het ooit toch kan. Ik ben nog jong genoeg. Misschien adopteer ik er ooit eentje? Maar tegelijkertijd besef ik dat dat niet helemaal realistisch is... Eigenlijk wil ik niet aanvaarden dat ook die droom me is afgepakt. Ook zelfstandig wonen lijkt me heerlijk, maar ik weet dat dat moeilijk is. Twee jaar geleden mocht ik in het UZ op revalidatie om te testen of het haalbaar zou zijn. Maar ik ben nooit in het oefenappartement geraakt, een ruimte in het UZ waarin je onder begeleiding kan zien of alleen wonen haalbaar is. Mijn geheugen speelt me daarvoor te veel parten, net als mijn fysieke handicap.’

Reizen


© Tine Schoemaker


‘Waar ik gelukkig van word? Een sigaretje (lacht). Daar kan ik echt van genieten. Maar uiteraard word ik ook gelukkig van andere dingen. Van mijn familie of van mijn huidige vriend, die ik hier leerde kennen en die net als ik een NAH heeft. Maar het gelukkigst maak je me als je me mee uit neemt. Op café, iets gaan eten, een ijsje halen... Ik hou ervan om met verschillende mensen op stap te gaan. Een beetje gezelschap, daar kikker ik van op. Zeker als ik eens met één iemand op stap kan gaan in plaats van met de hele groep. We doen hier ook alles samen. We eten in groep, doen activiteiten in groep... Ik ging ook al een paar keer op kamp, zoals met het Rode Kruis. Maar eigenlijk ga ik het liefst met z’n tweeën op reis: ik en een begeleider. Dat lukt me ongeveer één keer per jaar dankzij We Travel 2, een reisorganisatie voor mensen met een beperking. Met hen verkende ik Tenerife al, en in september ga ik naar Lanzarote. Zij zoeken een vrijwilliger die een week met mij op vakantie wil en met wie het klikt, want dat is ook belangrijk. Marktjes afschuimen, aan het zwembad liggen, lekker uit eten gaan, op stap gaan... Zolang er zon, zee, strand en winkeltjes zijn, ben ik gelukkig (lacht).’

Boos


Het ongeval ligt intussen al bijna 18 jaar achter me, maar ik ben nog steeds boos. Vooral op de man die het ongeval heeft veroorzaakt, maar ook omdat mijn leven er zo anders uitziet dan ik had gedroomd. Ik wil hier niet wonen, ook al zorgt iedereen hier goed voor mij. Ik wil zo graag een normaal leven. Maar ik zit hier in een karreke. Dat mijn leven zo abrupt is gestopt en dat ik afhankelijk ben van zo veel mensen, maakt me soms enorm opstandig. Ook al is het intussen al zo lang geleden, ik besef enorm goed wat ik niet meer heb. Dat maakt het nog veel erger. Feit is dat ik niet eens zelfstandig mijn bed uit kan of kan drinken zonder rietje, en ik wil dat niet. Het staat mijn kinderwens, mijn wens om te trouwen en mijn jeugddroom om advocaat te worden, in de weg.’

Juridische strijd


‘Intussen woedt ook de juridische strijd over mijn ongeval nog steeds. Niet dat het de vraag is of die man schuldig is – dat is allang uitgesproken – maar de financiële kant van de zaak moet nog worden uitgeklaard. De schadevergoeding die de tegenpartij zowel mij als mijn familie – die ook enorm heeft geleden – zou moeten betalen, is nog steeds niet geregeld. Mijn dossier zat al bij talloze rechtbanken en rechters. De schadeclaim is dan ook niet min. Niet alleen ziet mijn toekomst er allesbehalve uit zoals die er uitgezien zou moeten hebben, de omkadering die ik nodig heb om een goed leven te leiden, kost handenvol geld. Het wekelijkse vervoer van en naar mijn mama, het vervoer van en naar de activiteiten die ik doe, de kinesitherapie, mijn begeleiders, mijn bewindvoerder, mijn advocaat, het centrum waarin ik woon... Tel die kosten op en je komt al snel aan duizenden euro’s per maand.’

Mijn dromen zijn afgepakt en mijn leven ziet er zo anders uit. En ja, het kan iedereen overkomen.


‘Tot slot wil ik nog één ding zeggen aan iedereen die dit leest: het kan ook jou overkomen. Wees voorzichtig. Ik had ook nooit gedacht dat mijn leven er zo zou uitzien of dat ik dit allemaal zou moeten doorstaan en nog steeds doorsta. Maar het is wel gebeurd. Kijk goed uit.’

Meer straffe verhalen: 

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content

' ' '