Gen F

Join onze community en krijg extra toegang tot artikelen, deel jouw verhaal & ...

'Ik kon niets meer verdragen, wilde niet meer met mijn kinderen spelen, kon zelfs niet meer enthousiast zijn als ze me trots hun tekening toonden.'

Meloika (29) overwon een burn-out: ‘Ik zag niets goeds meer in mijn werk. Ik was op’



Ze was jong, vrolijk en energiek. Tot haar vat leeg was en ze niet anders kon dan toegeven dat het haar allemaal te veel was geworden. Meloika overwon een burn-out. ‘Het enthousiasme waarmee ik de eerste jaren ging werken, was definitief weg. Ik zag niets goeds meer in mijn werk. Het was op, gedaan.’



‘Ik wist tijdens mijn studies al wat ik met mijn diploma wilde doen. Werken met jongeren, dat was mijn ding. Groot was dan ook mijn vreugde toen ik al snel een job vond in de bijzondere jeugdzorg. Ik was er herstelbemiddelaar en trainer sociale vaardigheden. Dat wil zeggen dat ik jongeren die criminele feiten hadden gepleegd leerde hoe ze zich beter konden gedragen in de maatschappij. Als herstelbemiddelaar probeerde ik op te treden tussen minderjarige daders en hun slachtoffer. Vaak ging het over vandalisme, diefstal en agressie, één keer ging het zelfs over een kind dat was aangerand. Het was een heavy job, absoluut, maar tegelijkertijd enorm boeiend en uitdagend – zeker omdat ik nog maar net van de schoolbanken kwam.’

‘Die eerste jaren was ik dan ook héél enthousiast. Maar hoe ouder ik werd, hoe meer al die verhalen onder mijn vel begonnen te kruipen. Het lukte me alsmaar minder goed om mijn werk los te laten. Er werd bovendien steeds meer van ons verwacht vanuit de rechtbank: we moesten nog sneller werken, nog meer resultaten boeken. Ik was en ben enorm plichtsbewust, dus vaak lag ik ‘s avonds al te piekeren over mijn taken van de volgende dag. Schoof een collega een extra taak aan mij door, dan zei ik nooit neen. Ik durfde niet. En als klap op de vuurpijl waren er jongeren die ik niet één, maar twee of zelfs drie keer terugzag. Met hen had ik urenlang gewerkt en voor hen had ik alles gedaan wat binnen mijn macht lag. Tuurlijk waren er ook succesverhalen, maar soms was de muur zo hoog en zo dik dat het haast onmogelijk leek om hen te helpen. ‘s Avonds kwam ik doodop thuis. Ik voelde hoe mijn job alsmaar meer van me vroeg, maar toegeven dat ik over mijn grenzen ging? Dat deed ik niet. Het was gewoon even druk.’

Was ik ziek of zwanger?


‘En toen volgde de verhuis. We mochten met heel onze dienst naar een gloednieuw gebouw. Een mooi gebouw, met vijf prachtige bureaus... voor zes personen. Een van ons moest dus elke dag in een vergaderlokaal zitten werken. Zo’n lokaaltje met glazen wanden, waar de wifi maar de helft van de tijd werkte en je geen ontvangst had met je telefoon. Flexdesk heette dat volgens hen, maar in realiteit was ik degene die meestal in die visbokaal zat omdat ik ‘s ochtends vaak als laatste toekwam. Ik voelde me alsmaar minder goed op mijn job, vond geen aansluiting bij mijn collega’s en werd vaak als het groentje bestempeld. Ik ben al mijn hele leven behoorlijk onzeker, en ook nogal timide, dus nam ik beetje bij beetje afstand en ging ik me afzonderen. ‘s Middags at ik niet meer samen met hen, maar ging ik wandelen. Of ik lunchte met mijn papa, die even verderop werkte.’

Ik kon niets meer verdragen, wilde niet meer met hen spelen, kon zelfs niet meer enthousiast zijn als ze me trots hun tekening toonden.


‘Ik ging twijfelen aan mezelf, zeker als ik kritiek kreeg over hoe ik een bepaalde training had aangepakt, bijvoorbeeld. Ook het gebrek aan een klankbord vrat steeds meer aan mij. Mijn man begreep niet altijd waar ik mee zat, én ik was gebonden aan het beroepsgeheim. Ik kon en mocht mijn hart dus niet zomaar luchten bij iedereen. Casussen over mishandeling, zware agressie en respectloos handelen bezorgden me een alsmaar lastiger gevoel. Ik kon het niet verklaren, sleepte me steeds meer naar mijn werk, terwijl ik altijd zo enthousiast en gedreven was geweest. Was ik ziek, of opnieuw zwanger? Ik begreep het niet. Ook thuis was ik niet meer te genieten. Ik schaam me hier diep voor, maar ik reageerde mijn frustraties en mijn slecht humeur veel te vaak af op mijn kinderen. Ik kon niets meer verdragen, wilde niet meer met hen spelen, kon zelfs niet meer enthousiast zijn als ze me trots hun tekening toonden. Ze waren mijn figuurlijke boksballen, hoe fout dat van mij ook was. Ik zat diep, heel diep, en toch leek dat besef maar niet door te dringen.’

Hartkloppingen en zweethanden


Zo kwam het dat ik op een ochtend compleet uitgeput in de hoek van de zetel zat, mezelf maar niet naar de badkamer gesleept kreeg, toen mijn vierjarige dochter bij me kwam en zei: Mama, jij lacht nooit meer. Daar, op dat moment, ben ik gebroken. Toen zijn mijn ogen opengegaan. Ook mijn man moedigde me aan stappen te zetten. Maar zelfs toen ik bij de huisarts zat, en hij me zei dat ik zelf wel wist wat ik had, begreep ik niet waarop hij doelde. Nee hoor, ik voel me gewoon niet goed, weerde ik mezelf. Een burn-out, dat was iets voor oudere mensen. Mijn papa had al eens een burn-out gehad. Maar ik toch niet? Ik was zesentwintig!’

Ik projecteerde mijn onzekerheden te veel op anderen en twijfelde bij het minste aan mezelf.


‘Maar ik kon niet meer, dus móést ik wel aan mezelf toegeven dat ik even tijd nodig had. Tijd en rust. Toen ik mijn doktersbriefje naar mijn werk bracht, voelde ik me onderweg letterlijk duizelig worden. Ik kreeg hartkloppingen en zweethanden, en mijn lijf had het koud en warm tegelijkertijd. Toch was de knop omdraaien en echt thuisblijven lastig voor me. Die eerste dagen bleef ik vragen aan mijn collega’s of ze wilden checken of dit in orde was, of dat. Mijn werk en mijn dossiers bleven door mijn hoofd spoken. Bij de psycholoog leerde ik mijn eigen rol in het verhaal kennen. Ik projecteerde mijn onzekerheden te veel op anderen en twijfelde bij het minste aan mezelf. Terwijl het vaak niet eens mijn probleem was geweest, dus waarom zou ik me onzeker voelen? Ik had toch heel veel goeie dingen gedaan?’

Nog een keer?


‘Na twee maanden ging ik weer aan de slag. Véél te snel, dat besef ik nu, maar ik had voor mezelf één besluit genomen: ik zou in de komende weken en maanden een nieuwe job zoeken. Het enthousiasme waarmee ik de eerste jaren ging werken, was definitief weg. Ik zag niets goeds meer in mijn werk. Het was op, gedaan. Met wat geluk vond ik vrij snel een nieuwe job, veel dichter bij huis. Tegenwoordig werk ik in de bibliotheek en doe ik er niet alleen bibliotheekwerk, maar ik werk er ook workshops uit voor kinderen. Een totaal andere bezigheid, maar ik boek heel veel resultaat en dus voldoening. Onze bib was op sterven na dood toen ik er begon en ik slaagde er op enkele maanden tijd in om het tij te doen keren. Ik richtte alles opnieuw in, reorganiseerde de afdelingen en probeer nieuwe bezoekers te lokken met verschillende activiteiten. Voor het eerst heb ik ook een collega die ik echt een vriendin kan noemen.’

Het enthousiasme waarmee ik de eerste jaren ging werken, was definitief weg. Ik zag niets goeds meer in mijn werk. Het was op, gedaan.


‘Toch mis ik het sociale aspect van mijn oude job, dat iets kunnen betekenen voor anderen, en de uitdaging. Ik sluit dus niet uit dat ik ooit opnieuw aan de slag ga in de jeugdzorg. Maar voorlopig nog niet. Ik ben ongelooflijk blij met de rust die ik heb gevonden in mijn hoofd en met alle stappen die ik heb gezet sinds mijn burn-out. Ik ben opnieuw de vrolijke mama van de eerste jaren, neem heel bewust tijd voor mezelf en ben veel weerbaarder geworden. Ik kan nu wel van me afbijten, durf makkelijker nee te zeggen als iets niet lukt en ben alerter voor de signalen. Al durf ik niet te zeggen dat zo’n burn-out me niet nog een keer kan overkomen: ik ben nog steeds die hele harde werker die zich overal insmijt.’

Lees ook:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content

' ' '