Gen F

Join onze community en krijg extra toegang tot artikelen, deel jouw verhaal & ...
topdokters lore lapeire
© Play4

'Ik durf weleens een traantje weg te pinken samen met mijn patiënten. Ik ben geen robot.'

Oncoloog Lore Lapeire uit ‘Topdokters’: ‘Elke dag slecht nieuws vertellen en pijn zien... Ik weet niet of ik dat tot mijn 67ste volhoud.’

Herlinde Matthys
Herlinde Matthys Webjournalist

Lore Lapeire is medisch oncoloog in het UZ Gent. Ze is gespecialiseerd in het behandelen van zeldzame bot- en wekedelentumoren. ‘Als ik verlof heb, ben ik toch een ander persoon omdat ik merk dat die somberheid niet aanwezig is’, vertelt ze.

‘Ik wilde als klein kindje bakker of piloot worden’, lacht Lore. ‘De interesse voor dokter is er pas op latere leeftijd gekomen omdat ik heel graag wetenschappen studeerde. Economie en talen daarentegen waren echt niet mijn ding. Tijdens biologie merkte ik dat ik enorm veel interesse had in de werking van het menselijk lichaam, dus toen ik afstudeerde en een studierichting moest kiezen, besloot ik voor dokter te gaan.’

Waarom besloot je je te specialiseren als oncoloog?

‘Ik volgde mijn buikgevoel. Tijdens je laatste jaar geneeskunde loop je stage in verschillende disciplines en daaruit bleek dat de oncologische patiënten me het meeste aantrokken.’

Werd jij in je dichte omgeving al geconfronteerd met iemand die kanker had of heeft?

‘Ik ben er gelukkig tot nu toe gespaard van gebleven, maar ik heb ook een heel kleine familie. Zo hebben mijn ouders geen zussen of broers. Twee nichten van mijn mama kregen wel borstkanker, waarvan eentje helaas nog niet zolang geleden overleed. Ik vrees dat iedereen wel iemand kent die deze vreselijke ziekte heeft of had.’

Het zijn heel lange en zware studies. Betekende dit een inbreuk op je sociaal leven?

‘Ik was niet dé bolleboos die zichzelf elke dag opsloot in haar kamer om te blokken, ik genoot eerlijk gezegd ook wel van het studentenleven. Maar ik was ook niet het feestbeest dat elke avond in de Overpoort zat.’

Als ik verlof heb, ben ik toch een ander persoon omdat ik merk dat die somberheid niet aanwezig is.

Is het niet moeilijk om altijd geconfronteerd te worden me dat verdriet?

‘Ja. Naarmate ik ouder word, voel ik ook dat het steeds meer op mij begint te wegen. Als ik verlof heb, ben ik toch een ander persoon omdat ik merk dat die somberheid niet aanwezig is. Elke dag slecht nieuws vertellen en die pijn zien, ik weet niet of ik dat tot mijn 67ste kan volhouden. Ik denk dat er weleens een moment kan komen dat ik denk: nu heb ik genoeg slecht nieuws gebracht. En dat het tijd is voor iets anders.’

Wat doe je om thuis je zinnen te verzetten?

‘Ik heb twee kleine kindjes die al mijn aandacht opslorpen. Ik volleybal ook al sinds mijn dertiende, en dat doe ik nog steeds. Ik heb die uitlaatklep echt nodig, want tijdens het sporten kan ik die knop helemaal omdraaien en even aan niks anders denken dan op die bal meppen (lacht). Het doet ook deugd om eens in een compleet andere omgeving te vertoeven bij vrienden die niks met geneeskunde te maken hebben, want dan gaat het gesprek ook nooit over ziektes en al het leed dat daarbij komt kijken.’

Wat vind je het moeilijkste aan je job?

‘Dat slechte nieuws vertellen, en zeker als je moet vertellen dat er uitzaaiingen zijn en dat er geen kans meer bestaat op genezing. Dat blijft moeilijk, ook al oefen je die job al jaren uit. Er is ook geen goede manier of makkelijke manier om zoiets te moeten zeggen. Je kan dit niet verbloemen.’

Is het op zo’n moment moeilijk om je eigen emoties onder controle te houden?

‘Meestal lukt dat wel. Ik heb ook enkele trucjes om die tranen te bedwingen, zo probeer ik heel goed op mijn ademhaling te letten als ik voel dat ik het moeilijk krijg. Maar soms lukt dat niet. Als ik al een lange weg heb afgelegd met bepaalde patiënten en uiteindelijk blijkt dat ze het toch niet zullen halen, dan durf ik weleens een traantje weg te pinken. Ik vind dat dat moet kunnen, we zijn natuurlijk geen robots.’

Wat vind je dan weer het mooiste aan de job?

‘Als je patiënt genezen is. Ik krijg vaak een kaartje als iemand die er terug bovenop is een kindje heeft gekregen of getrouwd is, en het doet zoveel deugd om te zien dat zij hun leven terug kunnen oppikken.’

Jij redt mensenlevens. Jij bent eigenlijk een superheld zonder cape, maar met doktersjas.

‘(lacht) Ik vind dat mijn patiënten de échte helden zijn. Ik heb veel jonge mensen als patiënten en voor hen is die diagnose keihard. Het zorgt ervoor dat bepaalde dromen aan diggelen worden geslagen, want zowel op professioneel als privévlak staat hun leven op z’n kop. Ook nadien zal het anders zijn, want ze zullen vaak niet alles meer kunnen zoals voorheen. Ik wil er dan ook alles aan doen om ervoor te zorgen dat ze hier zo goed mogelijk uitkomen en dat ze de hoop niet verliezen.’

Mensen denken bij kanker namelijk vaak dat dat het einde betekent?

‘Klopt. Velen associëren kanker nog steeds met de dood. Terwijl de geneeskunde wel al veel verder staat als vroeger en we kunnen nu toch al veel verschillende vormen goed genezen. Maar die diagnose komt, natuurlijk heel begrijpelijk, nog altijd heel hard aan.’

Mag jij hoop geven of moet je daar voorzichtig in zijn omdat je geen loze beloftes mag maken?

‘Mensen moeten realistisch blijven, daarom ga ik ook altijd zeggen waar het op staat, want ik vind dat iedereen het recht heeft om te weten hoe ze ervoor staan. Ik ga wel nooit zeggen hoelang iemand nog te leven heeft, tenzij ze het me specifiek vragen. Anders gaan mensen zich daar op vastpinnen, terwijl die levensduur niet altijd klopt. Maar toch is hoop héél belangrijk. Zonder hoop lukt het niet. Mensen zouden dan de zware behandeling niet aankunnen, want je hebt toch altijd iets nodig om naar uit te kijken.’

Als ik al een lange weg heb afgelegd met bepaalde patiënten en uiteindelijk blijkt dat ze het toch niet zullen halen, dan durf ik weleens een traantje weg te pinken.

Moet je je patiënten ook soms mentaal bijstaan of heb je daar geen tijd voor, want je hebt natuurlijk ook maar twee handen?

‘Klopt, maar gelukkig word ik omringd door een fantastisch team waarin onder meer verpleegkundigen en psychologen zitten die de patiënt tijdens zijn of haar volledige traject volgen. Maar ik merk dat de patiënt er toch vaak belang aan hecht dat je als behandelende arts ook even langsgaat na een operatie of zware behandeling om even te babbelen. Ik maak daar dan ook altijd heel graag tijd voor.’

Word je door dit beroep soms bang om zelf ziek te worden of om je dierbaren ziek te zien worden?

‘Zeker, want als dokter weet je eigenlijk te veel hé. Je weet perfect wat je te wachten staat en hoe zwaar het is, dus dat wens je niemand toe. Ik probeer er dus niet te veel bij stil te staan, want dat heeft geen zin. Je kan niet voortdurend met angst leven, want dan durf je ook niet meer te leven.’

Reageren patiënten soms boos of teleurgesteld tegen jou persoonlijk als een behandeling niet aanslaat of een operatie niet lukte?

‘Dat gebeurt. De kunst is dan om als arts niet in de verdediging te gaan, maar ze te laten ventileren en te luisteren. Die reacties zijn heel emotioneel, want die zijn gevoed door frustratie of boosheid. Dat hou ik in mijn achterhoofd, ook al wordt het soms heel persoonlijk.’

Voelt het soms als de chemo niet aanslaat dat jíj mensen teleurstelt, terwijl dat natuurlijk niet in jouw handen ligt?

‘Ja. Ik had dat vooral in het begin als ik net afstudeerde. Als een patiënt toen herviel of een behandeling had niet het gewenste resultaat, dan ging ik opnieuw dat hele dossier uitpluizen om te zien of ik iets fout deed of vergat. Na enkele jaren besef je dat de ziekte beslist hoe die verdergaat, daar hebben wij jammer genoeg niet altijd veel vat op. Als het van ons dokters afhangt, zou natuurlijk élke patiënt genezen. Maar dat ligt niet altijd in onze handen.’

Na enkele jaren besef je dat de ziekte beslist hoe die verdergaat, daar hebben wij jammer genoeg niet altijd veel vat op. Als het van ons dokters afhangt, zou natuurlijk élke patiënt genezen. Maar dat ligt niet altijd in onze handen.

Zijn er de laatste tijd evenveel vrouwen als mannen dokter?

‘Ik zie de afgelopen jaren toch een grote switch. Toen ik begon met de studies waren er meer mannen, maar nu zijn er zelfs meer vrouwen. Vroeger werkten vrouwen vaak niet en was het de man die carrière moest maken, terwijl de vrouw het huishouden deed en voor de kinderen zorgde. Die gedachtegang is gelukkig zo goed als verdwenen. Het is nu doodnormaal dat beide ouders een fulltime job hebben. Meer en meer vrouwen gaan voor een carrière als dokter omdat zij toch nog meer dan een man dat zorgende in zich hebben.’

Word je soms niet serieus genomen als jonge vrouw in je beroep?

‘Bij de laatste generatie is dat er volledig uit, maar als ik bij een oudere patiënt binnenkom met een mannelijke assistent naast mij, zal die persoon nog vaak denken dat de man de dokter is en tegen hem babbelen (lacht). Ik neem daar geen aanstoot aan, want ik weet dat dit er binnen dit en een aantal jaren volledig uit is.’

Je hebt twee kinderen. Kan je dit beroep combineren met een gezinsleven?

‘Het is agendagewijs heel wat puzzelen, zeker omdat mijn partner ook in shiften werkt. Mijn kindjes zijn ook nog jong: drie jaar en zeven maanden, dus die vragen nog veel aandacht. Het is een serieuze evenwichtsoefening. Anderzijds helpen ze me net om makkelijker die knop om te zetten als ik thuiskom na een zware dag. Je speelt dan met hen en je vergeet automatisch al het leed dat je daarvoor nog zag in het ziekenhuis.’

Als ik bij een oudere patiënt binnenkom met een mannelijke assistent naast mij, zal die persoon nog vaak denken dat de man de dokter is en tegen hem babbelen (lacht).

Een stereotype is dat dokters rijk zijn. Klopt dit?

‘In “Topdokters” zie je dat bepaalde dokters met een Porsche rijden, dus dat zorgt er natuurlijk voor dat dit stereotype bekrachtigd wordt (lacht). Als ik meer geld zou willen verdienen, moet ik naar een niet-universitair ziekenhuis gaan. Maar dokter zijn draait voor mij en de meeste collega’s niet om veel geld verdienen.’

Het is ook verloning naar prestaties, want jullie draaien heel lange shiften?

‘Klopt. Het is een loon naar werken. Bovendien hebben we een grote verantwoordelijkheid die op onze schouders rust. We hebben elke dag verschillende mensenlevens die in onze handen liggen. Die verloning heeft ook daarmee te maken.

Waarom doe je eigenlijk mee aan ‘Topdokters’?

‘Ik wilde dat de bot- en wekedelentumoren eens onder de aandacht zouden komen, want die zijn heel zeldzaam. Er zijn weinig of minder behandelingen voor omdat er weinig onderzoek naar gedaan wordt net omdat ze weinig voorkomen en dus voor firma’s niet financieel interessant zijn. Ik zou daar graag toch een beetje verandering in brengen.’

Heb je tot slot tips om kanker zoveel als mogelijk te vermijden of zijn er geen richtlijnen voor?

Ik adviseer iedereen om een gezonde levensstijl aan te houden, dus voldoende te bewegen en op je voeding te letten. Dat vermindert je kansen om ziek te worden, maar dan nog heb je het jammer genoeg niet zelf in de hand. Er zijn heel veel factoren zoals genetica waar we geen vat op hebben. Ik heb patiënten die al heel hun leven intensief sporten, niet roken of drinken en op hun voeding letten, maar toch kanker krijgen.’

Lees ook:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content

' ' '