Gen F

Join onze community en krijg extra toegang tot artikelen, deel jouw verhaal & ...
© Getty

‘De machteloosheid is verschrikkelijk: zien hoe mijn vrouw lijdt en haar niet kunnen helpen.’

ZIJN VERDRIET: Nils kreeg zijn eerste kindje met Sylvie. Zij kreeg daarna een postnatale depressie



Als je partner iets overkomt, dan ben je er voor elkaar. Dan steun en troost  je elkaar. Wij interviewden vier sterke mannen die aan de zijde van hun vrouw stonden na misbruik, een postnatale depressie, kanker en de dood van een kind. Vandaag: Nils, die een tijdje geleden zijn eerste kindje kreeg met Sylvie. Zij kreeg daarna een postnatale depressie.



Nils: ‘We wisten dat de kans op een postnatale depressie reëel was. Daarom is Sylvie al tijdens de zwangerschap een paar keer met haar psychologe gaan praten. Sylvie heeft haar moeder nooit gekend. Terwijl ze zwanger was van ­Sylvie, ontdekte haar moeder een knobbeltje in haar borst. Drie maanden na Sylvies geboorte was ze dood. Dat ze haar moeder nooit heeft gekend, is Sylvies grote verdriet. Rond haar zestiende, kort voor ik haar leerde kennen, is ze al eens erg depressief geweest. Ze heeft zich door die moeilijke periode heen geworsteld – voor een deel doordat ze mij leerde kennen en er stabiliteit in haar leven kwam -, maar bleef wel haar psychologe bezoeken.’

Wanneer had ze voor het laatst gelachen?


‘De eerste weken na de geboorte van Romy leefden we op een roze wolk. Of dat dacht ik toch. Geleidelijk aan begon ik de veranderingen in Sylvies gedrag te zien: als ik thuiskwam, duwde ze Romy in mijn armen en ging ze naar boven; ’s avonds ging ze vroeg naar bed en als er bezoek kwam, zat ze op onze kamer. Ik begon te twijfelen: wanneer had ik haar eigenlijk voor het laatst nog eens voluit horen lachen? Ik voelde dat er iets niet in z’n haak was en begon haar stilzwijgend steeds meer te ontzien: ’s nachts stond ik op voor de voedingen, als ik thuis was, hield ik me bezig met Romy, ik kookte, deed de was en onderhield onze sociale contacten. Sylvie wilde na een tijdje niet meer aan de telefoon komen als er iemand belde, ze vermeed haar vriendinnen en zelfs haar broer en vader, met wie ze heel close is. Als ik haar vroeg hoe het met haar ging, bleef ze vaag: ze was moe, ze had onderschat hoe zwaar een baby’tje was. Ik bleef aandringen en dwong haar met haar psychologe te gaan praten. Die bevestigde wat ik ­eigenlijk al wist: Sylvie had een postnatale depressie. Ze kreeg antidepressiva voorgeschreven en gaat nu wekelijks op gesprek.’

Als ik thuiskwam, duwde ze Romy in mijn armen en ging naar boven.

Schuldgevoelens en machteloosheid


‘We zijn nu negen maanden verder en het gaat beter. Er zijn goede dagen en slechte dagen, maar het gaat nog steeds niet zo goed als ik wel zou willen, en dat is zwaar. Ik heb een fulltime job en neem daarnaast het leeuwendeel van het huishouden en de zorg van Romy op me. Mijn moeder springt bij waar ze kan, maar soms wordt het me te veel. Dan kom ik thuis na een lange werkdag – met Romy die ik ben gaan oppikken bij de onthaalmoeder – om Sylvie liggend op de zetel aan te treffen, het ontbijt nog op tafel. Ik weet dat ik dan begripvol moet zijn, maar dat lukt me niet altijd. Ik heb haar al afgesnauwd. “Heb jij je zelfs niet gewassen?” of “Wat een rommel is dat hier!” Even lucht dat op, maar daarna voel ik me des te schuldiger. Misschien is dat zelfs het ergste aan die hele situatie, de schuldgevoelens. En de machteloosheid: zien hoe mijn vrouw lijdt en haar niet kunnen helpen. Ik blijf ook worstelen met het onbegrip: we ­hebben alles om gelukkig te zijn, waarom slaagt zij er niet in om dat te zien? En wat met de toekomst: zal het vanaf nu altijd zo zijn? Ups en downs? Ik hou van haar, maar kan ik dat wel aan?’

De machteloosheid is verschrikkelijk: zien hoe mijn vrouw lijdt en haar niet kunnen helpen.


‘En hoe moet dat met onze dochter? Ik probeer Sylvie niet te belasten met mijn twijfels. We praten wel over mijn gevoelens, al hou ik me altijd wat in. Als ik mijn hart wil luchten, doe ik dat bij mijn moeder en mijn zus. En als het me heel erg hoog zit, ga ik een pintje drinken of poolen met vrienden.’

Steeds minder diepe dalen


‘Intussen stimuleer ik Sylvie om haar leven weer op te pakken: om de twee weken moet ze van mij met een vriendin afspreken. Ze ziet er altijd tegen op, maar het doet haar deugd. En ik motiveer haar om te sporten. Ik las eens dat sporten net zo goed helpt tegen een depressie als antidepressiva. Ik durf heel voorzichtig te hopen dat er vooruitgang is: de dalen worden minder diep en er zijn steeds meer goede dagen. Dan kookt ze, dan praten we en af en toe vrijen we zelfs nog eens. Of we maken een uitstapje of gaan bij vrienden op bezoek. Ooit ligt dit allemaal achter ons, daar ben ik van overtuigd.’

 

Lees ook:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content

' ' '