'Ik was nog geen 23, maar leek op een oud mensje in mijn relatie. Bjorn ging niet zo graag uit, hij genoot meer van een filmpje op de bank. Natuurlijk vond ik dat ook leuk, voor een keer. Maar toch niet élk weekend?
Bjorn voetbalde, daarvoor was hij twee keer in de week weg. Dan ging ik sporten of iets doen met vriendinnen. Maar verder zaten we gewoon in de zetel. Films kijken, series kijken. Ik vroeg me steeds vaker af of we eigenlijk wel bij elkaar pasten. Of we elkaar nog iets te vertellen hadden.
Bjorn had die twijfels helemaal niet, merkte ik. Hij praatte wel eens over kinderen. Wilde gaan samenwonen. Als hij daarover begon, voelde het alsof ik geen adem meer kreeg. Ik voelde vanbinnen dat onze relatie dood aan het bloeden was. Dat ik de knoop moest doorhakken en een punt moest zetten achter ons.
Ik stelde het uit, omdat ik er zo tegen op keek. Bjorn was geen slechte jongen, en ik wist dat hij enorm gekwetst zou worden als ik hem zou zeggen wat ik écht voelde.’
‘Ik denk dat hij het niet gaat halen’
‘En toen kwam het telefoontje van zijn moeder. Bjorn werkte in de bouw, was van een stelling naar beneden gedonderd, in allerijl naar het ziekenhuis gebracht. “Ik denk dat hij het niet gaat halen”, huilde zijn moeder aan de telefoon.
Toen ik hem zag liggen op de intensive care, brak mijn hart. Hij lag er zo hulpeloos, zo kwetsbaar. Ik voelde liefde voor hem – of was het medeleven?