Gen F

Join onze community en krijg extra toegang tot artikelen, deel jouw verhaal & ...

NANNY IN NEW YORK: De Beveiligingsagente

De redactie

‘Je gaat zes maanden in New York wonen en werken als nanny.’ Twaalf woorden. Meer waren er niet nodig om haar leven een volledig andere wending te geven. Jade Decoster verhuisde een jaar geleden naar New York om daar als nanny te werken in een gezin met twee jongens. Elke week vertelt ze haar avonturen en verhalen aan Flair.


De Oudste had, zoals waarschijnlijk de meeste elfjarige jongens, een serieuze gameverslaving. Zijn PS4 was zijn meest geliefde bezit (‘Hij is helemaal van mij, want ik heb hem gekregen met Kerstmis! Daarom mag mijn broer er niet mee spelen! Hij mag er zelfs niet naar kijken! Hou hem ervan weg!’) en toen ik die morgen opstond, had ik kunnen weten dat deze dag weer een klein fiasco zou worden. Ik was vergeten boodschappen te doen, dus het enige eten dat ik in huis had, waren twee onrustwekkend oude appels en een diepvriespizza. Begrijp me niet verkeerd, ik ben een grote voorstander van mijn eigen concept ‘(break)fastfood’, waar onconventionele dingen gegeten worden als ontbijt. Toen ik nog op kot in Gent zat, had ik een keer macaroni met hesp en kaas als ontbijt gegeten bij gebrek aan alternatieven. Maar ik besloot dat ik in New York een gezonde levensstijl zou aanhouden, wat in de praktijk betekende dat ik minder chips en pizza kocht.

Ik zat amper op de trein naar 72nd Street toen mijn gsm ‘The Monster’ van Rihanna begon te blèren. Dat betekende dat de Moeder me weer belde.

‘Hallo?’ zuchtte ik.

‘Jade? Maak ik je wakker?’

Ergens voelde ik dat het beledigend bedoeld was, maar ik besloot er niet verder over na te denken. ‘Ja. Is alles oké?’

‘Ik kreeg net een telefoontje van De Oudste zijn school’, zei ze. ‘Hij voelt zich echt niet goed. Zou je hem kunnen ophalen en naar huis brengen?’ Ik moest zo hard op mijn lip bijten om niet te grommen van frustratie. De hele week al was ik nooit voor 22 uur thuis geweest. Nu zou ik ook al mijn hele voormiddag kwijt zijn. Want belangrijk detail: dit was geen job waarvoor ik werd betaald. Mijn appartement werd volledig vergoed, net als mijn gsm-rekening. Verder had ik het gevoel dat ik vooral dankbaar moest zijn om in New York te kunnen wonen. En geloof me, dat was ik ook. Maar heel soms had ik een beetje het gevoel dat er misbruik van me werd gemaakt.

Ik stapte dus een halte vroeger uit de metro en startte mijn meest gebruikte app op: Google Maps. New York is eigenlijk een van de moeilijkste steden om in verloren te lopen. Alles is letterlijk opgedeeld in vierkantjes. Maar ik kende mezelf en herinnerde me de keer dat ik erin slaagde in New Jersey te belanden, dus ik hield het liever bij technologie dan mijn bedenkelijke intuïtie.

De school was niet zo ver, maar het was een bunker van formaat. Het gebouw nam een volledige block in beslag. Ik wist zelfs niet waar de voordeur was. Ik begon alweer nerveus te worden en het angstzweet parelde op mijn voorhoofd. Laat ik het zo zeggen: de scholen in New York, en ongetwijfeld in de VS in het algemeen, don’t fuck around. Hoge afsluitingen, zware poorten, overal camera’s, security. Ik dacht vroeger altijd al een beetje dat school een soort gevangenis was. In Amerika was het nog echt waar ook.

Ik vond drie verschillende dubbele deuren die wel zouden kunnen dienen als voordeur, maar niks was zeker. Het enige scenario dat zich in mijn hoofd bleef afspelen, was dat ik een verkeerde deur opendeed, besprongen werd door een hoop security en zou beginnen huilen als een klein kind. Toen ik eindelijk naar binnen durfde te gaan, kwam ik in een grote gang. De vrolijke ruimte vol tekeningen en zelfgemaakte posters werd volledig tenietgedaan door een grote balie met twee boosaardig kijkende bewakers. Bibberend stapte ik naar hen toe. De grote zwarte beveiligingsagente keek zowel verveeld als wantrouwig.

‘Hallo’, hakkelde ik nerveus. Ze trok één verveelde wenkbrauw op. Ik vergat even al mijn Engels.

‘Yes?’ snauwde ze.

‘Ik kom een leerling ophalen’, zei ik. Mijn vingers beefden als gek toen ze haar ogen op en neer liet gaan.

‘Why?’ vroeg ze. Alsof een kidnapper de waarheid zou zeggen.

‘De school belde dat hij ziek is. Ik ben zijn nanny.’

‘Naam?’

Ik gaf mijn naam.

‘Niet jouw naam,’ snauwde ze. ‘De leerling.’

‘Sorry.’ Tranerig gaf ik de naam van de Oudste.

‘Wacht hier’, zei ze. Ze pleegde een paar telefoontjes terwijl de mannelijke securityguard me in het oog hield. Een paar leraressen passeerden vrolijk babbelend de balie. Hoe konden ze zo gelukkig zijn in Satans huis?

‘Hij komt eraan’, zei de beveilingsagente. Ze schoof een klembord naar me toe. ‘Invullen. En ik moet je identiteitskaart zien.’

‘Oké’, zei ik, biddend tot de God waarin ik niet geloofde dat ik mijn identiteitskaart of paspoort bij me had. ‘Sorry’, mompelde ik toen ik die verdomde portefeuille maar niet vond. Maar gelukkig zat er toch iets mee vanochtend. Immens opgelucht gaf ik mijn identiteitskaart af, waar ze naar tuurde.

‘Belgium?’ vroeg ze.

‘Ja.’

‘Buitenlands’, knikte ze naar haar collega. Hij knikte serieus terug. Was dit goed of slecht? Ik slikte maar eens.

Ik vulde de gevraagde info in: mijn naam, de naam van de Oudste, het uur. Bij adres bleef mijn pen aarzelend hangen.

‘Mijn adres of zijn adres?’ vroeg ik. Ze keek verveeld naar haar nagels. ‘Het jouwe.’

Er was maar een petieterig klein plekje om mijn hele adres in te vullen. Terwijl ik schreef, keek ze mee. ‘Je moet alleen je straat en nummer geven’, zei ze.

‘Ow, sorry’, zei ik. Ik schoof het klembord terug.

‘En je moet stoppen zo vaak sorry te zeggen’, zei ze. Ik werd weer vuurrood, maar nu had ik een ander gevoel over de manier waarop ze tegen me sprak. Streng, maar bijna moederlijk.

‘Sor...’ begon ik al. ‘Oké.’

‘En minder nerveus zijn’, voegde ze eraan toe. ‘Hoe lang blijf je?’

‘Nog vijf maanden’, antwoordde ik.

Ze knikte. ‘Hard je een beetje naar de wereld, darling.’

Net op dat moment kwam de Oudste toe. Ik vond dat hij er helemaal niet ziek uitzag, maar toen hij me zag staan trok hij snel een zielig gezicht. ‘Ik heb zo’n buikpijn.’

De vrouw gaf me mijn identiteitskaart terug. ‘Tot de volgende keer.’ Dat belooft, dacht ik nog.

De hele weg terug naar huis klaagde de Oudste over zijn buik, maar eenmaal thuis sprong hij op zijn PS4 als een zwangere vrouw op een augurk. Blijkbaar was de strenge regel van geen spelletjes tot na het huiswerk niet van toepassing bij ziekte. Ik kreeg er nog een woedeaanval bij, tot een telefoontje naar de Moeder me duidelijk maakte dat het oké was. Waarom zou ik regels opstellen, vroeg ik me af. Alles wordt toch altijd opzijgeschoven door de Ouders als het hen niet aanstaat. En toen dacht ik aan wat de beveiligingsagente me zei: hard je een beetje naar de wereld, darling. En darling, gelijk had ze.

Tekst: Jade Decoster

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content

' ' '