Maya heeft geld geërfd van haar grootouders en besloot daarmee haar droom na te jagen: haar saaie kantoorjob opgeven en een koffiebar beginnen. Die lijkt voorlopig goed te draaien. Alleen in de liefde loopt het wat minder. Of komt daar binnenkort verandering in?
‘Hoezo, waarom zeg je dat? Weet jij iets over hem?’ ‘Nee, dat is het niet, maar… Ik ben al zo lang verliefd op Jarne.’ ‘WAT?!’ roep ik uit. Nu begrijp ik er helemaal niks meer van. ‘Maar... en Titus dan?’ ‘Ik vind Titus knap, natuurlijk wel. En hij is geweldig. Maar ik wilde vooral met hem samenzijn om Jarne te vergeten. Ik zou nooit tussen Jarne en jou gekomen zijn. Dat doe je nu eenmaal niet. Maar ik kan er niks aan doen dat ik verliefd op hem ben. Toen we in je appartement hadden staan praten omdat jij er niet was… Ik voelde het gewoon.’ ‘Maar...’ Mijn hart klopt sneller. ‘Jij bent dus niet verliefd op Titus?’ ‘Nee, ik probeerde alleen Jarne te vergeten.’ ‘Oké, ik kan dit gewoon niet geloven.’ ‘Hoezo? Had ik het niet mogen vertellen dan? Vind je het erg?’ ‘Nee, integendeel! Jij wilde daten met Titus om Jarne te vergeten en ik wilde daten met Jarne… om Titus te vergeten.’ ‘Wacht, dus jij bent verliefd op Titus?’ ‘Ja, is dat erg? Vind je dat erg?’ ‘Nee, niet als ik van jou met Jarne mag daten.’ ‘Natuurlijk mag dat!’ roep ik uit. We kijken elkaar aan en gieren van het lachen. ‘Wat zijn wij twee idioten’, zegt Iris dan. ‘Dat kan je wel zeggen.’ ‘Zeg, maar wij hebben de mannen dan wel herverdeeld, maar nu moeten zij het er nog mee eens zijn.’ ‘Ze hebben niks te zeggen. Ik even stuur een berichtje naar Jarne.’ ‘Wacht, wat ga je schrijven?’ ‘Ik schrijf dat het me spijt dat ik niet met hem kan afspreken, maar dat ik de perfecte vrouw naar het restaurant stuur voor een blind date.’ ‘Je bent gek!’ ‘Maak je maar al klaar’, zeg ik, en ik duw de lipstick in haar hand.
Maar ik bén haar vriend
De volgende dag ben ik heel blij te horen dat Jarne, na zijn aanvankelijke protest, toch nieuwsgierig genoeg was geweest om naar de afspraak te gaan en dat ze een gezellige avond hadden gehad. Hij had geen idee dat Iris gevoelens voor hem had en zodra hij had aanvaard dat het met mij echt niks zou worden, had hij gezegd dat hij best nog eens een tweede keer wilde afspreken. Ik kan alleen maar hopen dat hij me echt uit zijn hoofd kan zetten en Iris ziet voor de mooie, lieve, grappige, geweldige vrouw die ze is. Maar goed, het is uit mijn handen nu. Ik heb gedaan wat ik kon en nu is het aan hun. Ik ben met Titus aan het werken en al heel de ochtend probeer ik de moed bij elkaar te rapen om hem uit te vragen. Maar telkens als ik iets wil zeggen, verlies ik ofwel de moed óf komt er een klant binnen. Misschien moet ik mezelf niet zoveel druk opleggen, maar als ik het nu niet durf, dan morgen ook niet. En de dag erna ook niet.
Ik probeerde alleen Jarne te vergeten.
We zijn dus flink aan het werken – ik met klamme handen en een droge mond van de zenuwen – wanneer er een man en vrouw binnenkomen. ‘Hoi, wat mag het zijn?’ vraag ik vrolijk. ‘Wij hebben bericht gekregen van zwartwerk’, zegt de vrouw. Shit!, denk ik meteen, want ze hebben natuurlijk gelijk. Titus werkt hier nog steeds in het zwart. Ik zie ook hem bleek wegtrekken. De boete is natuurlijk voor mij en niet voor hem, maar hij weet dat ik niet zoveel overschot heb én rekent ook op het geld. ‘Euhm… maar Titus werkt hier helemaal niet, hij is mijn vriend’, improviseer ik snel. ‘Wat doet hij dan achter de bar?’ ‘Hij komt wat met me kletsen.’ ‘Hij was overduidelijk koffie aan het zetten.’ ‘Ja, voor zichzelf. Wij wonen hierboven en hebben daar geen koffiemachine. Een beetje weggegooid geld als je beneden een hele koffiebar hebt.’ ‘Kijk, dat zegt iedereen altijd, “dat is mijn vriend”, of broer, zus, oom, tante… Wij gaan je een boete geven voor zwartwerk en-’ ‘Maar ik bén haar vriend’, zegt Titus. ‘Kijk.’ En hij legt zijn handen om m’n gezicht heen en kust me.
Nog een keer?
‘Oké, het is al goed’, zegt de vrouw die ons kwam controleren. Maar Titus en ik negeren haar en blijven kussen, tot er iemand luid kucht. Hij laat me los en ik ben helemaal duizelig. ‘Euhm…’ zeg ik verward tegen de klant. ‘Een cappuccino graag’, zegt hij. ‘Oké’, zeg ik, en ik blijf gewoon staan. Even weet ik niet meer hoe je überhaupt koffie zet, laat staan een cappuccino. ‘Laat mij maar’, zegt Titus, en hij maakt de cappuccino, terwijl ik afreken. Geen idee of ik het juiste bedrag heb ingetypt. Ik kan maar één ding denken: wat is er zonet gebéúrd? ‘Dat was, euhm…’ ‘O, Maya, het spijt me, ik wilde je niet zo overvallen, ik…’ ‘Nee, dat deed je niet. Nou ja, dat deed je wel, maar niet op een negatieve manier. Ik… vond het wel fijn.’ ‘Echt?’ ‘Ja’, zeg ik, maar ik durf hem niet aan te kijken. ‘Gelukkig, want ik wilde dit al lang doen.’ ‘Meen je dat?’ vraag ik verbaasd. ‘Ik dacht dat je geen interesse in me had.’ ‘Ik dacht dat jij geen interesse in mij had. Eerst was je met Otto en daarna liep Iris me overal achterna, maar jij… ik had het gevoel dat je me negeerde.’
We blijven kussen, tot hij me loslaat en ik helemaal duizelig achterblijf. Wow, wat is er zonet gebéúrd?
‘Dat was ook zo. Omdat ik dacht dat Iris verliefd op je was. Maar dat bleek niet waar te zijn. Otto was sowieso een grote vergissing. En Jarne… ik dacht dat ik verliefd op hem was, maar ik kende hem niet echt. En ik besefte al snel dat ik vriendschap voor hem voelde. Als je niet graag alleen bent en je vindt iemand knap, dan is het makkelijk om vriendschap te verwarren met verliefdheid. Hij geeft me geen knikkende knieën en vlinders in mijn buik.’ ‘En ik wel?’ ‘Ja! En ik bewonder je zo. Hoe jij je ouders getrotseerd hebt, je moeilijkheden hebt overwonnen en je leven in handen hebt genomen. Jij bent de meest indrukwekkende persoon die ik ken. En je ziet er nog eens goed uit ook’, zeg ik met een grijns. ‘Dat is mooi meegenomen.’ ‘Goed, want ik denk net hetzelfde over jou. Ik bewonder hoe je je job hebt opgegeven om een koffiebar te beginnen, hoe je zorgt voor je vrienden, hoe je voor jezelf kiest én anderen toch op de eerste plaats weet te zetten. Je bent een wonder, Maya. En ik hoop dat het vanaf nu waar is, wat ik tegen die mensen heb gezegd.’ ‘Hoe bedoel je?’ ‘Dat ik je vriend ben.’ ‘Kus me nog een keer en dan zal ik beslissen’, zeg, ik terwijl ik een stap dichter naar hem toe zet en hem in de ogen kijk. Wat ruikt hij lekker. Dat doet hij. En ik kan alleen maar denken: ja!
Lees over twee weken een nieuw vervolgverhaal van Kaat De Kock!