Maya heeft geld geërfd van haar grootouders en besloot daarmee haar droom na te jagen: haar saaie kantoorjob opgeven en een koffiebar beginnen. Die lijkt voorlopig goed te draaien. Alleen in de liefde loopt het wat minder. Of komt daar binnenkort verandering in?
Als ik de volgende ochtend de zaak open, is mama er nog niet. Aangezien ik ervan uitga dat ze gewoon een beetje te laat is, ga ik ook niet op haar deur kloppen. Grote fout. Want niet veel later staat er een lange rij in de zaak en kán ik natuurlijk niet meer gaan aankloppen, ook al heb ik haar hulp heel dringend nodig. Ik probeer haar te bellen in de hoop dat ze het geluid van haar telefoon aan heeft staan, maar ze beantwoordt de oproep niet en staat een kwartier later nog altijd niet beneden. De mensen voor mij worden ongeduldig omdat ik het duidelijk niet aankan, en af en toe verlaat er iemand de rij omdat die waarschijnlijk beseft dat-ie op deze manier de trein niet zal halen. Op een bepaald moment komt Jarne binnen. ‘Wow, lukt het?’ ‘Nee, eigenlijk niet. Mama is niet komen opdagen. Kan jij eens op haar deur gaan kloppen en checken of alles oké is?’ ‘Ja, natuurlijk’, zegt Jarne. ‘Ben je ongerust?’ ‘Misschien toch een beetje.’ ‘Ik ga meteen even kijken.’ Hij loopt naar boven en ik werk zo snel als ik kan door om toch zo veel mogelijk klanten tevreden te houden. ‘Ze reageert niet’, zegt Jarne als hij weer beneden is. Hij klinkt een beetje buiten adem. Nu ben ik écht ongerust.
Diep vanbinnen vertrouw ik Titus nog altijd niet. En als er iets met mama is gebeurd, is hij de meest voor de hand liggende dader.
‘Ik had haar nooit alleen mogen laten.’ ‘Ze is waarschijnlijk gewoon heel moe na gisteren. Al dat koken... En misschien is ze laat opgebleven?’ ‘Dat weet ik niet. Otto en Titus zijn bij haar gebleven om haar te helpen opruimen, maar ik ben gaan slapen. Dat had ik natuurlijk nooit mogen doen.’ ‘Waarom niet? Waarom zou ze niet veilig zijn bij die twee?’ ‘Omdat… ik weet het niet.’ Ik weet het natuurlijk wel. Diep vanbinnen vertrouw ik Titus nog altijd niet. En als er iets met mama is gebeurd is hij de meest voor de hand liggende dader. Want hij zégt wel dat hij op straat is gezet vanwege zijn geaardheid, maar wat als dat allemaal een leugen was? Misschien heeft hij wel een drugsprobleem. Of vertoonde hij crimineel gedrag. Ik noem hem wel een vriend, maar wat weet ik nu helemaal van hem? ‘Heb je een sleutel van het appartement?’ ‘Nee, ik heb de mijne aan mama gegeven. Iris heeft er uiteraard eentje, maar zij is al naar haar werk vertrokken. Ik zal haar zo meteen bellen als het wat rustiger is.’ ‘Laat me je even helpen.’ ‘Dat is heel lief, maar het lukt wel’, lieg ik. ‘Het lukt duidelijk niet’, zegt Jarne. ‘Kom op, ik heb echt niks beters te doen.’ ‘Oké, eventjes dan, tot de grote drukte gepasseerd is.’ ‘En maak je geen zorgen, ik weet een manier waarop je me kan terugbetalen.’ ‘Oei’, zeg ik spontaan. Ik ben een beetje ongerust nu.
Vermoord of een kater
Jarne lacht. ‘No worries, ik wil alleen dat je me op een rustiger moment, straks of een andere keer, leert omgaan met dat monster’, zegt hij met een hoofdknik naar de koffiemachine. ‘Ik heb nog wel wat tijd, maar over een paar maanden moet ik het hoe dan ook onder de knie hebben. Dus wil ik graag stage bij je komen lopen.’ ‘O, dat doe ik met veel plezier. Ik ging het mama ook leren, misschien kan ik er ineens een workshop van maken. Als ze ooit nog opduikt, tenminste. Hoe dan ook: ik doe de machine, jij de bestellingen en betalingen, oké?’ Ik hou de rij nog even op terwijl ik hem toon hoe de kaartlezer werkt voor de betalingen, maar daarna kan ik wel plots dubbel zo snel bedienen. Heel de tijd blijft de ongerustheid over mama in mijn achterhoofd knagen, maar ik besef ook wel dat er vast niets aan de hand is, dat mama heus niet vermoord in haar bed ligt en dat ze waarschijnlijk gewoon een kater heeft of zo. Jarne en ik werken supervlot samen, en een uurtje later, als de rij weggewerkt is, ben ik hem eeuwig dankbaar. ‘Je bent een natuurtalent’, zeg ik lachend. ‘Gelukkig maar, anders was mijn zaak al op voorhand gedoemd.’ ‘Als je het niet erg vindt, bel ik nu even naar Iris om te vragen of ik haar sleutel mag gaan halen.’
Mama klinkt raar. Een beetje kortaf. En ze wilde me ook niet in de ogen kijken. Wat is er aan de hand?
‘Wat is er aan de hand?’ vraagt Iris meteen als ze opneemt. ‘Je belt me nooit.’ ‘Het is ook wel een beetje een noodgeval. Mama is niet naar beneden gekomen om te werken, ze neemt haar telefoon niet op en ze reageert niet als we op de deur kloppen. Heb jij toevallig nog ergens een sleutel van je appartement rondslingeren?’ ‘Nee, jij hebt mijn reservesleutel toch?’ ‘Ja, natuurlijk, maar die heb ik dus aan mama gegeven. Heb je er geen verstopt onder een bloempot of zo?’ ‘Dat zou heel raar zijn aangezien we zoals je weet nergens een bloempot hebben. Nee, ik heb geen andere sleutel. Zal ik onder de middag langskomen met de mijne en de deur komen openen?’ ‘Dat is echt heel lief, maar ik wil niet dat je je middagpauze opoffert vanwege mijn moeder. Als het voor jou oké is, haal ik de sleutel even bij je op zodra Myrthe er is.’ ‘Oké, bel maar als je er bent, want het kan zijn dat ik dan in de kantine zit.’ Ik bedank haar en hang op. Er komen klanten binnen die allebei een speciale koffie bestellen. ‘Oké, ben je klaar voor je eerste les?’ vraag ik aan Jarne. Ik probeer zo vrolijk mogelijk te klinken, al word ik ongeruster en ongeruster met elke minuut die passeert.
Ze doet raar
Na een kwartier krijg ik eindelijk het verlossende berichtje. Sorry, ik heb me verslapen, schrijft mama. Ik kom zo naar beneden. ‘Mama is wakker’, zeg ik tegen Jarne. ‘Ik stuur even naar Iris dat ik haar sleutel niet meer nodig heb.’ ‘Ik ga dan eens naar de werf kijken. Bedankt om me koffie te leren maken.’ ‘Jij bedankt voor al je hulp. En je hebt nog maar twee soorten koffie leren maken, dus kom gerust nog een keer langs voor de rest.’ Tien minuten later staat mama in de zaak. Ze ziet er niet op haar best uit. Ze heeft dan wel make-up opgedaan en haar haar gefatsoeneerd, maar ze ziet er moe uit en zelfs een beetje… oud. ‘Wat is er gebeurd, mama? Ben je oké?’ ‘Ik, euh…’ Ze kucht. ‘Ik denk dat ik ziek ben van het eten.’ ‘Van het eten? Wat gek. Iris en ik voelen ons allebei kiplekker. Oeps, dat is misschien niet de beste woordkeuze aangezien je misschien ziek bent van de kip. Ga maar lekker weer naar boven, mama. Ik breng je straks wel wat soep of zo. Bel me als er iets is. En zou je het erg vinden om de deur open te laten? Ik bedoel niet open, ik bedoel: van het slot. Zodat ik naar binnen kan als er iets is.’ ‘Ik ga heus niet sterven van een voedselvergiftiging’, zegt mama. ‘Ik ben gewoon niet zo lekker. Ik voel me veel veiliger met de deur op slot als jij hierbeneden bent.’ ‘Als je zeker weet dat het goed genoeg met je gaat’, zeg ik aarzelend. ‘Maar zet dan wel het geluid van je telefoon aan.’ ‘Maak je maar geen zorgen. Tot later’, zegt mama. Ze klinkt raar. Een beetje kortaf. En ze wilde me ook niet in de ogen kijken. Wat is er aan de hand?
Lees elke woensdag en zondag op Flair.be hoe Maya haar koffiebar én liefdesleven draaiende probeert te houden.