Maya heeft geld geërfd van haar grootouders en besloot daarmee haar droom na te jagen: haar saaie kantoorjob opgeven en een koffiebar beginnen. Die lijkt voorlopig goed te draaien. Alleen in de liefde loopt het wat minder. Of komt daar binnenkort verandering in?
‘Kijk eens uit het raam’ is alles wat er staat. Het bericht is verstuurd door Bert, die een paar huizen verder een eethuisje heeft en met wie ik soms sta te kletsen op straat. Hij is een leuke buur én zijn eten is lekker, dus stuur ik regelmatig klanten naar hem door en omgekeerd. Hij is best knap, maar jammer genoeg ook gay, anders had ik vast wel interesse in hem gehad. Met moeite hijs ik me uit bed. Ik heb een vreselijke nacht gehad. Mijn slaapkamer ligt aan de achterzijde van het huis, waar het meestal lekker stil is, maar aangezien ik nu in de woonkamer sliep, hoorde ik heel de nacht lang het gebabbel, gejoel en geroep van vrolijke, al dan niet dronken mensen. Ik moet vandaag zeker oordopjes gaan kopen. Maar eerst moet ik blijkbaar uit het raam kijken. Ik kan alleen maar hopen dat Bert een of andere verrassing heeft geregeld – al zou dat best gek zijn, want zulke goeie vrienden zijn we nu ook weer niet – of dat hij iets grappigs heeft gezien waarvan hij denkt dat ik het ook wel zal appreciëren.
Het liefst van al zou ik binnenstappen en de eigenaar van de zaak eens goed uitschelden.
Ik trek even een sweater over m’n pyjamashirtje en doe het gordijn open. Ik zie niks. Alles is rustig en ik zie ook niks speciaals. Maar dan merk ik dat er een papier hangt op het gebouw aan de overkant dat al een tijdje leegstaat. Zou dat hetgeen zijn waar ik naar moet kijken? Omdat ik geen zin heb om kleren aan te trekken en naar buiten te gaan, neem ik een foto van het papiertje en zoom ik heel erg in. Dat is jammer genoeg veel te gepixeld om te kunnen lezen. ‘Ik kan het niet lezen’, app ik dan maar terug naar Bert, in de hoop dat hij me uit mijn lijden zal verlossen en om zeker te weten dat dat hetgene is wat hij bedoelt. Maar mijn vinkjes blijven grijs. Ik overweeg nog even om weer te gaan slapen, want in principe hoef ik pas over anderhalf uur op te staan, maar ik weet nu al dat ik natuurlijk nooit meer in slaap zal raken. Niet alleen ben ik veel te wakker, ik brand ook van de nieuwsgierigheid. Bert stuurt me zelden berichtjes, dus het moet echt wel de moeite waard zijn als hij me er speciaal voor appt.
Dit kan niet waar zijn!
Ik spring snel onder de douche, sluip met een handdoek om me heen mijn slaapkamer in om kleren uit de kast te nemen zonder Iris wakker te maken en kleed me in de badkamer aan. Ik poets mijn tanden, neem m’n handtas en ga naar beneden. Het gebouw tegenover mijn huis was vroeger een kantoorgebouw waarin een of andere overheidsdienst zat. Het was er duidelijk eentje die ik nooit nodig had, want ik ben er nooit binnen geweest en heb ook nooit echt geweten wat ze er precies deden. Daarna stond het maandenlang leeg. Tot nu, blijkbaar. Want niet alleen hangt er een papier aan het raam, het gonst er binnen ook van de activiteit. Ik steek de straat over en probeer naar binnen te kijken. Dat lukt niet al te goed. Door het matte plastic dat voor de ramen hangt heen zie ik wel dat er verschillende mensen rondlopen, maar niet wat ze exact aan het doen zijn. Dus kijk ik op het papier. En wat ik daar zie, kan ik bijna niet geloven.
‘Nee toch!’ roep ik uit. Ik kan het gewoon niet geloven. Ik staar een tijdlang naar het papier en het gebouw, en ik probeer de info te verwerken. Daarna draai ik me om en wil ik weer naar binnen gaan, wanneer ik Bert in de deuropening van zijn zaak zie staan. ‘Het spijt me, ik ben een beetje een lafaard’, zegt hij. ‘Waarom zeg je dat?’ ‘Omdat ik niet wist hoe ik het moest vertellen, dus liet ik het je zelf ontdekken.’ ‘Ach nee, dankzij jou was ik tenminste voorbereid. Weet jij wie de eigenaar is?’ ‘Nee, geen idee. Het is volgens mij niemand van de mensen die hier meerdere zaken hebben.’ ‘Ik denk ook niet dat een van hen iets als dit zou doen.’ ‘Nee, dat kan ik me ook niet voorstellen. Het is duidelijk iemand met weinig scrupules. Wat ga je nu doen?’ ‘Tja, wat kan ik doen? Geen idee. Ik ben een en al zenuwen en frustratie. Het liefst van al zou ik daar binnenstappen en wie de eigenaar ook is eens goed uitschelden, maar ik denk dat ik beter even rustig nadenk voor ik iets overhaasts doe.’ ‘Dat lijkt me sowieso altijd het beste.’
Ik ben geen kotmadam
‘Het is nog te vroeg om m’n zaak te openen, dus ik denk dat ik maar even naar de bakker ga en een lekker ontbijt haal voor mijn huurster en moeder.’ ‘Jij kookt voor je huurster? Jij bent vast de beste huisbaas ooit.’ Ik grinnik. ‘Mijn huurster is toevallig ook mijn beste vriendin. Ik ben geen kotmadam die kost en inwoon voorziet. Gelukkig voor haar, want ik ben niet de beste kok. En mijn moeder woont tijdelijk bij me in na de breuk met mijn vader.’ ‘Wow, dat zou ik niet kunnen, samenwonen met mijn moeder. Ik zie het mens graag, daar niet van, maar toch iets liever een keertje per week dan elke dag.’ ‘Ik kan het eigenlijk ook niet, maar ik heb geen keuze. Nu ja, ze woont wel in hetzelfde gebouw, maar in een apart appartement, dus dat valt nog wel mee.’ ‘Wat vindt je vader ervan dat ze bij jou woont? Want het zou kunnen lijken alsof je haar kant kiest.’ Shit zeg, daar had ik zelfs nog niet over nagedacht. ‘Daar zeg je zoiets. Ik moet dringend met hem praten.’
Mama neemt zoveel ruimte in in mijn huis en hoofd dat ik nog niet aan mijn vader heb gedacht. Onze relatie is nu veranderd.
Mama heeft zoveel ruimte ingenomen in mijn huis en hoofd dat ik zelfs nog niet aan mijn vader heb gedacht. Misschien komt het ook omdat papa en ik nooit tijd alleen doorbrengen. Zelfs als hij de vaste telefoon opneemt wanneer ik naar hun huis bel, geeft hij altijd meteen mama door zonder zelf een gesprekje te beginnen of zelfs maar even te vragen hoe het met me gaat. Dat neemt niet weg dat ik wel geloof dat hij van me houdt, op zijn eigen manier. Maar voor hem is het opvoeden een taak voor de moeder, en hij beseft nog niet helemaal dat onze relatie nu veranderd is. Ik neem me voor om hem snel te bellen, maar eerst heb ik dringender zaken te regelen.
Ik wil met Iris praten, maar wil haar ook niet wakker maken omdat ze vandaag een lange werkdag heeft, dus ga ik eerst naar de supermarkt voor eieren, verse pistolets, vers fruitsap (ja, ik ben dan toch te lui om het zelf te persen, blijkbaar) en croissants. Als ik weer thuis ben, hoor ik de douche. Iris is vroeger wakker dan verwacht, en ik hoop maar dat dat niet door mij komt. Indien wel hoop ik dat dit feestmaal veel goed zal maken. Ik zet alvast een pan op het vuur en dek de tafel, terwijl de boter in de pan heet wordt. Dan klop ik de eitjes los met peper en zout, en giet ik ze in de pan. Met een houten lepel roer ik de eieren tot ze gebakken maar toch ook een beetje lopend zijn. Snot, zo noemt Iris het. En zo eet ze ze graag, ondanks die onsmakelijke bijnaam.
Ik zet het vuur uit, doe de pistolets en croissants samen met de boter, confituur en choco in een mandje en giet het fruitsap in een karaf, zodat het lijkt alsof ik het wel zelf heb geperst. Net als ik de pan op tafel zet, komt Iris uit de douche. ‘Wow, hebben we iets te vieren?’ vraagt ze verrast als ze de tafel ziet. ‘Nee, integendeel’, zeg ik. ‘Ik kon niet slapen en was rusteloos omdat er iets vreselijks is gebeurd. Daarom heb ik dit gekocht en gemaakt om mezelf af te leiden.’ ‘Oh nee, wat is er dan gebeurd?’ vraagt Iris geschokt. ‘Iemand gaat een koffiebar openen aan de overkant van de straat.’