Het taboe rond psychische stoornissen is zélfs in de eenentwintigste eeuw nog te groot. Dus houden deze lezeressen hun mentale issues angstvallig verborgen... Hannelore (23) worstelt met een posttraumatische stressstoornis, en werd ervoor opgenomen, maar niemand weet het.
‘Pas op de avond voor ik naar de dagopname zou vertrekken, heb ik het eruit gefloept tijdens een ruzie met mijn mama. Ik móést het haar vertellen, want ik woonde nog thuis, maar vond het zo verdomd moeilijk. Ik sukkelde al jaren met psychische problemen, maar niemand wist ervan.
Toen ik kind was, werden mama en ik fysiek mishandeld door mijn vader, en later ook door mijn broer. Ook dat wist niemand. Tegen mijn vriendinnen vertelde ik dat ik weer eens tegen de kast of de deur was gelopen, als ze naar mijn blauwe plekken vroegen. Dat mijn broer me ook jarenlang seksueel misbruikt heeft, wil ik al helemaal niet vertellen. Dat zou zelfs voor mijn mama een grote schok zijn.
Dat mijn broer me ook jarenlang seksueel misbruikt heeft, wil ik al helemaal niet vertellen. Dat zou zelfs voor mijn mama een grote schok zijn.
Toen mijn mama en ik uiteindelijk met de hulp van de politie naar een vluchthuis vluchtten, zeiden we op school dat ik ziek was. Mijn vriendinnen weten dat mijn ouders gescheiden zijn en dat ik geen contact meer heb met mijn vader, maar ze weten niet dat er een rechtszaak van gekomen is en dat mijn vader is veroordeeld.
Altijd droeg ik een masker, maar de pijn zat diep. Ik sloot me af van anderen en had vreselijke nachtmerries, maar ik kon er met niemand over praten. Op een moment voelde ik zelf dat het niet meer ging, ik wilde liever dood dan zo te moeten leven. Ik heb hulp gezocht, helemaal in mijn eentje, met dank aan het internet. Daar vond ik troost en begrip, maar ook heel veel informatie om professioneel geholpen te worden.
Mijn vriendinnen weten dat mijn ouders gescheiden zijn en dat ik geen contact meer heb met mijn vader, maar ze weten niet dat er een rechtszaak van gekomen is en dat mijn vader is veroordeeld.
Intussen zat ik aan de unief, maar door mijn opname voor mijn posttraumatische stressstoornis kon ik een jaar niet naar de les. Tegen mijn klasgenoten zei ik dat ik van richting was veranderd. Tot vandaag is niemand op de hoogte van dat jaar therapie. In zo’n psychiatrisch ziekenhuis zitten toch alleen gekken, denken mensen, en PTSD is iets voor soldaten.
Eerlijk, dat dacht ik ook, tot ik zelf in opname ging. Veel patiënten zijn heel normaal, ze hebben alleen iets heel ergs meegemaakt en hebben hulp nodig om dat te overwinnen. Eigenlijk is dat niks om je voor te schamen. En toch. Mijn vriend weet intussen wel van mijn PTSD en van het geweld uit mijn jeugd. Niet omdat ik hem dat wilde vertellen, maar omdat hij het verslag vond dat ik tijdens mijn therapie had geschreven.
Tot vandaag is niemand op de hoogte van dat jaar therapie. In zo’n psychiatrisch ziekenhuis zitten toch alleen gekken, denken mensen.
Nu ben ik blij dat hij het weet, want daardoor begrijpt hij me veel beter. Ik heb nog steeds moeilijke periodes, waarin de verschrikkelijke herinneringen weer naar boven komen. Dat kan ik hem nu ook vertellen. Misschien zeg ik het ooit tegen mijn allerbeste vriendinnen, maar ik ben zo bang dat ze denken dat ik me aanstel of dat ik gek ben, of erger: dat ze me niet geloven.
De dokters hebben me omwille van mijn mentale problemen voor acht procent invalide verklaard, maar dat durf ik al helemaal niet te vertellen. Ik ben afgestudeerd nu, en zelfs op mijn cv lieg ik. Een gat van een jaar staat niet goed, dus heb ik maar geschreven dat ik andere lessen volgde. Ik wil het niet verzwijgen, maar wie zou me aannemen als ze weten dat ik een psychiatrisch verleden heb? Het stigma is te groot.’
Teskt: Barbara De Coninck
Lees ook: