Het taboe rond psychische stoornissen is zélfs in de eenentwintigste eeuw nog te groot. Dus houden deze lezeressen hun mentale issues angstvallig verborgen... Ellen (25) heeft een extreme overgeeffobie, maar is te beschaamd om dat toe te geven.
‘Overal had ik plastic zakjes zitten. In mijn jas, in mijn handtas... Sinds mijn twaalfde ging ik geen supermarkt binnen zonder dat ik een plastic zakje bij me had. Ik zag het als een reddingsmiddel, iets om me aan vast te klampen en mijn angst om te moeten overgeven te verminderen.
Ik ga nooit naar festivals, een bezoekje aan de cinema is al jaren geleden, ik drink nooit alcohol... Allemaal om te vermijden dat ik zou moeten overgeven.
Niemand wist ervan. Ik dacht echt dat ik gek was, dat ik de enige was die er last van had. Mijn oplossing was de kans om te moeten overgeven zo veel mogelijk vermijden: ik ga nooit naar festivals, een bezoekje aan de cinema is al jaren geleden, ik drink nooit alcohol...
Op de middelbare school was het zelfs zo erg dat ik tijdens de lesuren niets at: pas als ik thuis was, kreeg ik weer een hap door mijn keel. Ik zocht altijd en overal de nooduitgang, het toilet of een vuilnisbak, anders werd ik vanzelf misselijk.
Ik zocht altijd en overal de nooduitgang, het toilet of een vuilnisbak, anders werd ik vanzelf misselijk.
Kokhalzen
De unief was een hel: in de aula wilde ik altijd achteraan zitten, of aan het uiteinde van een rij, zodat ik snel naar buiten kon. Tegen mijn vriendinnen zei ik dat ik claustrofobisch was, dat is net iets meer sociaal aanvaard dan emetofobie.
Tegen mijn vriendinnen zei ik dat ik claustrofobisch was, dat is net iets meer sociaal aanvaard dan emetofobie.
Nog steeds heb ik het moeilijk om te eten in het bijzijn van anderen, dan begin ik soms nog te kokhalzen. Ik heb hulp gezocht, ja, en sindsdien kan ik er beter mee omgaan. Nu weten ook mijn ouders het, en een paar vriendinnen. Het is zo’n opluchting om er met sommige mensen over te kunnen praten. Niemand is perfect, dat besef ik nu.’
Tekst: Barbara De Coninck
Lees ook: