We streven allemaal onze dromen na. Maar wat als je droomt van een betere en veiligere toekomst in een ander land, maar dat land je geen papieren geeft? Camilla (34) vertelt over de angst en onzekerheid van haar illegaal bestaan.
‘Pure armoede. De leefomstandigheden van mij en de rest van ons gezin in Afghanistan waren schrijnend. Er waren dagen dat we geen eten hadden, een school was er niet in ons dorp en zelfs een dokter- of tandartsbezoek zat er niet in. Had je tandpijn, dan trok je die tand simpelweg uit, en was je ziek, dan moest je hopen dat het overging.
Baby’s die koorts maakten, hadden geen schijn van kans. Het enige wat telde, was werken, keihard werken. Soms konden we tapijten maken thuis, die we dan doorverkochten aan een fabriek. Rechten had ik niet, ik was tenslotte een meisje. Naar school ben ik nooit geweest, en veilig was de situatie voor geen van ons allemaal.
Rechten had ik niet, ik was tenslotte een meisje.
Want alsof de armoede alleen nog niet genoeg was, heerste er een jarenlange oorlog in ons land. Twee moslimgroepen, de soennieten en sjiieten, liggen al jarenlang overhoop. Zelf ben ik sjiiet, en kom ik uit de minderheidsgroep. In Afghanistan zijn ook verschillende terroristische groepen actief. We werden altijd al geviseerd door de Taliban wegens ons geloof, en meer dan eens hoorde ik als kind verhalen van andere sjiieten die werden vermoord.
Drie jaar geleden kregen we het verschrikkelijke nieuws dat mijn neef van drieëntwintig van een bus gehaald was in Afghanistan en door de Taliban koelbloedig met een mes was onthoofd. Ik kan me niet herinneren dat ik ooit niet bang ben geweest in Afghanistan. Gelukkig konden we vluchten.’
Drie jaar geleden kregen we het verschrikkelijke nieuws dat mijn neef van 23 van een bus gehaald was in Afghanistan en door de Taliban koelbloedig met een mes was onthoofd.
Geen respect, geen rechten, geen papieren
‘Toen ik vijftien was, moest ik trouwen. Mijn ouders kozen mijn man voor mij uit, en kort na ons huwelijk verhuisde ik met hem naar Iran. Ik was veel te jong, maar dat hoorde zo. Vrouwen hebben geen rechten in Afghanistan, ze worden ook geslagen als ze niet gehoorzamen.
Onze situatie in Iran was beter dan die in de bergen in Afghanistan, maar nog altijd niet écht goed te noemen. Afghanen waren niet welkom in Iran, dus ook daar hadden we geen rechten, kregen we alleen de heel zware en vuile jobs en kregen we ook geen papieren. Onze kinderen – die we daar gelukkig nog niet hadden – zouden naar een speciale Afghanenschool moeten gaan, geen school met alle andere kinderen. Dat het geen goeie scholen waren, hoef ik je niet te zeggen.
Toen ik vijftien was, moest ik trouwen. Mijn ouders kozen mijn man voor mij uit. Ik was veel te jong, maar dat hoorde zo.
In Iran hadden mensen en autoriteiten helemaal geen respect voor ons, ook al denken veel mensen dat het wél zo is, omdat we tenslotte allemaal moslims zijn. Maar dat bleek duidelijk van niet. Uiteindelijk beslisten mijn man en ik weg te gaan en te kiezen voor een betere toekomst voor ons en hopelijk ook voor onze kinderen later.’
Lieve mensen die ons steunen
‘Elke kans die ik in België krijg, grijp ik met beide handen. Dat heb ik altijd gedaan. Mijn man en ik arriveerden hier in 2010, bijna vijftien jaar geleden. Eerst zaten we een tijdje in een asielcentrum, waar we allebei meteen begonnen met de Nederlandse les. Uiteindelijk kwamen we terecht in een klein dorpje in de provincie Antwerpen, waar we in alle eerlijkheid ongelooflijk goed zijn ontvangen.
Toen we onlangs weer maar eens negatief advies kregen en we het land moesten verlaten, zat Sarah – mijn begeleidster van het OCMW – zelfs mee te huilen.
Het OCMW heeft ons van bij het begin enorm geholpen, en ook nu steunen ze ons. Toen we onlangs weer maar eens negatief advies kregen en we het land moesten verlaten, zat Sarah – mijn begeleidster van het OCMW – zelfs mee te huilen. We zijn meteen in beroep gegaan, maar of dat lukt, weet ik niet. De advocatenkosten lopen ook hoog op. Onze laatste advocaat kostte ons al 1200 euro. Mijn man en ik werken allebei, maar zoveel geld ophoesten is niet eenvoudig. Ook de andere mensen in ons dorp zijn ongelooflijk lief. Ik ben hen zo dankbaar.’
Fier dat ze naar school kan gaan
‘Als ik één ding besef, dan is het wel dat school zó belangrijk is! Zelf ben ik nooit naar school kunnen gaan, maar ik weet dat het de basis vormt van een goed leven, van een mooie toekomst. Net daarom wilde ik per se goed Nederlands leren en doorliep ik alle niveaus van het Centrum voor Basiseducatie. Ik leerde er lezen en schrijven, ik leerde er met de computer werken en vooral: ik leerde er de Nederlandse taal.
Ook daarna ging ik naar een CVO om mijn Nederlands nog te verbeteren én kreeg ik nog bijles van vrijwilligers. Met mijn man zat ik ‘s avonds schriftjes vol te schrijven en las ik boeken. Toen mijn oudste dochter hier de eerste dag naar school ging, moesten mijn man en ik zelfs huilen. Zó blij en fier waren we dat ze naar school kan gaan.
Toen mijn oudste dochter hier de eerste dag naar school ging, moesten mijn man en ik zelfs huilen. Zó blij en fier waren we dat ze naar school kan gaan.
Toen ik hier arriveerde, deed ik mijn boerka uit, nam ik mijn hoofddoek af, en als het van mij afhangt, dan hoeven mijn dochters dat nooit te dragen. Zelfs trouwen mogen ze van mij met wie ze willen: of dat nu een Belg of een Afghaan is. Als ze maar gelukkig zijn. Mijn man en ik doen er alles aan om hier een goed leven op te bouwen, om deel uit te maken van de gemeenschap van ons dorp.
Hij doet vrijwilligerswerk in een projecthuis voor kansarmen en vluchtelingen, zelf help ik bij een groep voor mama’s. We werken hier ook allebei: mijn man in een fabriek, ik als poetsvrouw. En af en toe springen we bij in de groothandel van de buren.’
Mijn man en ik doen er alles aan om hier een goed leven op te bouwen, om deel uit te maken van de gemeenschap van ons dorp.
Alleen maar armoede en oorlog
‘Mijn ouders heb ik niet meer gezien sinds ik Afghanistan verliet, en ook mijn twee oudste broers en zus zag ik niet meer. Alleen mijn jongste broer komt jaarlijks een week op bezoek. Hij woont bij een pleeggezin in Duitsland en zij zorgen ervoor dat hij elk jaar kan langskomen.
Ik mis mijn familie enorm. Maar ik sterf nog liever dan dat ik terug moet gaan naar mijn geboorteland... Mijn kinderen spreken geen Perzisch, alleen Nederlands. “Spreek mijn taal”, zegt mijn dochtertje als ik iets in het Perzisch tegen haar zeg (lacht).
Ik mis mijn familie enorm. Maar ik sterf nog liever dan dat ik terug moet gaan naar mijn geboorteland...
Sinds ik hier woon, ben ik voor het eerst gelukkig. Nu mijn man en ik allebei werk vonden, hebben we ook minder last van stress. Vooral mijn man heeft het al zwaar gehad. Hij voelt zich verantwoordelijk voor ons gezin, en bij elk negatief advies, voelt hij zich alsof hij heeft gefaald. Hij wil ons beschermen, maar dat kan niet altijd. Ik probeer rustig te blijven, maar de angst en onzekerheid vreten enorm aan ons.
Ik wil niet te veel denken aan wat er gebeurt als we terug moeten, daar zou ik kapot aan gaan. In Afghanistan heb ik geen rechten, hebben mijn kinderen geen rechten, en wacht ons alleen maar armoede en oorlog. Ik wil niets liever dan mijn kinderen een toekomst geven, en zorgen dat ze alle kansen krijgen die ik nooit heb gehad. Toen mijn oudste dochter onlangs vertelde dat ze graag dokter wil worden, dacht ik: goed zo! Ik kan haar alleen maar aanmoedigen.’
Tekst: Lies Van Kelst
Lees ook: