Flaircolumniste Nele is moeder van een peuter en een kleuter. Hier vertelt ze alles wat je wil weten over dat moederschap: lichaamssappige verhalen van onvoorwaardelijke liefde, van snot tot natte prot.
Ik praat graag met kinderen. Niet omdat ik ze altijd even schattig of gezellig vind, dat zijn ze immers heel vaak niet, maar omdat ze me vragen stellen die niemand anders me stelt. En al zeker geen volwassenen. Niemand van die leeftijdscategorie vraagt me bijvoorbeeld nog wat mijn favoriete kleur is, of ik mijn dromen in een potje bewaar, of het mogelijk is om een droom in een potje te bewaren of hoe lang ‘voor altijd’ eigenlijk duurt als je dood bent. Dat soort vragen, dus. Het zijn bedenkingen die uit het niets lijken te komen, maar die vaak perfect samenvallen met het moment waarop ik net zelf even verloren loop in mijn hoofd.
‘Mama, als ik nu een pinguïn was, zou je me dan nog herkennen?’ ‘Wie heeft wanneer beslist dat we “vork” zeggen tegen een vork?’ ‘Waarom kan ik wel weten wat ik denk, maar weet ik niet wat ik ga denken?’ Zo’n vragenvuur komt dan op me af terwijl ik met één hand een boterham probeer te smeren voor mijn vierjarige en met de andere hand een vlecht maak bij mijn zesjarige. Of terwijl ik met één been in een wasmand en met het andere in een deadline en dus gevoelsmatig al in mijn graf sta.
En toch. Toch stop ik dan met wat ik aan het doen ben, simpelweg omdat ik het te waardevol vind om het te laten passeren. Het is namelijk zeldzaam geworden dat iemand je écht iets vraagt. Niet uit beleefdheid of om een stilte te vullen, maar omdat die gedachte er ineens is en jij daar toevallig bij staat. Kinderen hebben daarbij nog niet zo’n ingebouwde filter die zo’n puurheid verdunt. Zij stellen zich veel vragen, maar zelden is die vraag of dat nu raar is of niet hoort.
Sociale conventies zijn optioneel tot een bepaalde leeftijd, en tot dan is er vooral verwondering en een hoofd vol open eindes. Dat is op z’n minst verfrissend in een wereld die vaak alleen nog ruimte laat voor wat af is. Daarbij beschouw ik het als een oefening in luisteren, in kijken en in nieuwsgierig blijven naar de mensen die je dacht al te kennen. Want het is niet omdat iemand klein is, dat hun vragen dat ook zijn. En het is niet omdat wij groot zijn, dat we alles beter begrijpen.
Geef mij dus maar een spreekuurtje met kinderen. Het hoeft niet altijd lang te duren en niet altijd in een daarvoor speciaal ingerichte plek plaats te vinden, met koffie en koekjes voor de liefhebbers. Meestal gebeurt het gewoon onderweg naar school of tijdens het aankleden. Natuurlijk beantwoord ik niet elke vraag met dezelfde overgave. Ik ben niet gek.
Soms mompel ik iets om ervan af te zijn omdat ik helemaal niet weet of je een droom echt in een potje kan bewaren. Soms zeg ik dat ze het aan hun papa moeten vragen omdat ik even niet wil toegeven dat ik het ook allemaal niet weet. En dan nog krijg ik liever vijf keer per dag de vraag of de maan jaloers is op de zon dan geen enkele keer wat mijn lievelingskleur is. Roze, trouwens. Maar vraag het me morgen gerust nog eens.
Lees ook: