Columniste Nele is moeder van een peuter en een kleuter. Hier vertelt ze alles wat je wil weten over dat moederschap: lichaamssappige verhalen van onvoorwaardelijke liefde, van snot tot natte prot.
Onlangs zag ik in een winkel een T-shirt in een kindermaat, met het opschrift ‘Growing up is a trap’. Ironisch bedoeld, vermoed ik, want kinderen willen natuurlijk maar één ding: groot zijn. Zelf kiezen wat je eet en met welke vingers je het naar je mond brengt. Of je kauwt of niet. Zelf bepalen wanneer je gaat slapen. Zelf kiezen of je al dan niet een jas draagt als je buitengaat en een luid ‘fuck it’ roepen als iemand anders daar iets van vindt. Allemaal dingen die ik doe als volwassen vrouw. Maar tegelijk is dat dus het grote misverstand: dat groter zijn gelijkstaat aan meer vrijheid.
In theorie klopt het wel. Zodra je volwassen bent, kan er zoveel. Je mag opblijven, autorijden, je haar paars verven, trouwen, scheiden, pizza als ontbijt, lunch, diner en tussendoortje eten en bingewatchen tot je ogen vierkant draaien. Maar tegelijk moet er ook zoveel. Werken. Facturen betalen. Oudergesprekken bijwonen. Beslissingen nemen over zorgverzekeringen, energieleveranciers en of je wel of niet die tweedehandse trampoline koopt, en of het dan beter een opbouw- of inbouwmodel is. Je moet naar de tandarts, een schoolkeuze maken, antwoorden op een WhatsAppgroep die nooit stilvalt en checken of die vieze geur uit de koelkast van een rotte courgette of komkommer komt.
Er komen ineens zoveel keuzes bij dat je amper nog aan kiezen toekomt. En gek genoeg verkleinen die keuzes je vrijheid, in plaats van ze te vergroten. Growing up is daarom ontdekken dat alles mogelijk is, maar dat je nergens tijd voor hebt. Of energie. Of een babysit. En als je dan eindelijk eens alleen bent, gebruik je die tijd niet om te genieten van die zogenaamde volwassen vrijheid, maar om de strijk te doen en de kelder op te ruimen. Of helemaal in freeze gaan en dénken aan al die dingen die ik nog moet doen, in mijn geval.
Gelukkig herinner ik me niet veel meer van vroeger, van die tijd waarin ik zogezegd onbezonnen door het leven dartelde. Ik weet alleen nog dat ik me nooit echt onbezonnen heb gevoeld. Alleen maar onrustig. Alsof er iets ontbrak, maar ik wist nog niet wat. Alsof ik nog moest worden wie ik was.
Nu ben ik dan die volwassene die alles mag, alles moet en af en toe gewoon wil verdwijnen in de zetel, onder een deken, met iemand die zegt: ‘Doe jij maar effe een dutje, ik regel het wel in jouw plaats. Alles.’ Soms vraag ik me af of mijn kinderen ooit zullen beseffen hoe goed ze het nu hebben. Maar ik weet hoe het gaat: ook zij zullen denken dat groter zijn beter is. Dat ze later wél alles onder controle zullen hebben. En dan zie ik ze over twintig jaar misschien zelf onder een dekentje liggen, mokkend over trampolines, te hoge tandartsrekeningen en het gebrek aan parkeerplaats dicht bij de schoolpoort.
Misschien is dat het gekke aan opgroeien: je denkt dat je het eindelijk gemaakt hebt als je groot bent, tot je beseft dat je vooral verlangt naar de dingen die je vroeger al had. Iemand die voor je zorgt. Tijd zonder agenda. Iets lekkers krijgen zonder het zelf te maken of te betalen. Growing up is a trap. Maar goed. Ik kan mijn haar wel gewoon paars verven als ik wil.
Lees ook: