Columniste Nele is moeder van een peuter en een kleuter. Hier vertelt ze alles wat je wil weten over dat moederschap: lichaamssappige verhalen van onvoorwaardelijke liefde, van snot tot natte prot.
Het is eng om uit je comfortzone te treden, ook al zegt het cliché dat het daar is waar the magic happens. Als ik mijn huis beschouw als mijn comfortzone en de wereld daarbuiten als de plek waar alles gebeurt, dan klopt dat enigszins. Soms wil ik uitbreken, het liefst zo hard en snel mogelijk! Maar evengoed wil ik soms gewoon niet naar buiten. Dan vind ik het prima, in mijn jogging op de zetel onder mijn dekentje. De laatste tijd heb ik nochtans vaak mijn huis moeten verlaten. Telkens voor dingen waarvan ik op voorhand niet wist of ik ze comfortabel zou vinden.
Te gast zijn in een podcast, bijvoorbeeld. Of zelf een podcast hosten. Een fotoshoot doen, interviews geven in plaats van afnemen, mijn eigen boek inspreken! Dingen die spannend zijn, niet per se door wat ze zijn, maar door wat ze van mij vragen: mezelf tonen, mezelf horen, mezelf durven te zijn. En telkens weet ik: het is pas door het te doen dat ik kan weten of het de moeite waard was. In de meeste gevallen was dat overigens zo. Dan kwam ik thuis met blozende wangen, nieuwe energie en het gevoel dat ik iets overwonnen had. Mezelf, vooral. En als het níét meeviel, trok ik gewoon mijn jogging weer aan en besloot ik van onder mijn dekentje dat ik het nooit meer zou doen. Dat mag ook. You live, you learn.
Maar dan zijn er mijn kinderen. En die leren mij dat er nog een dimensie is aan dat comfortzone-verhaal: je kan ook de comfortzone van iemand anders zijn. Of, in mijn geval, je bént die comfortzone. Zeker bij mijn jonge kinderen ben ik als ouder hun veilige basis. Ik bepaal mee de grootte van hun wereld, wat ze wel of niet proberen, wat ze als spannend, veilig of een no-go ervaren... En net daar voel ik vaak de twijfel knagen.
Als mijn dochter zegt dat ze niet in een bijenkostuum op een podium durft te staan, moet ik dan zeggen dat ze het alsnog moet proberen? Dat ze het wel kan? Of moet ik zeggen dat ze het niet hoeft te doen als ze het te eng vindt? Geef ik mijn kinderen op dat moment net dat liefdevolle duwtje in de rug, of duw ik hen met harde hand over hun grenzen? Soms hoor ik me in zo’n situatie tegen hen zeggen dat ik ook weleens bang was, maar dan toch deed wat ik wilde of moest doen. En dat ik het leuk vond!
Maar mijn kinderen zijn mij niet. Hun angst is geen kleinere versie van de mijne, hun wereld is niet mijn wereld en hun grenzen zijn heus niet bedoeld om mijn successen op te projecteren. Wat hun comfortzone is, kan ik alleen maar vermoeden. En wat daarbuiten ligt al helemaal. Dus probeer ik het zo: ik benoem wat spannend is, vertel wat ik zelf eng vond en wat me geholpen heeft. Ik vraag waar het écht wringt. Ik blijf erbij als ze het proberen en blijf óók als ze beslissen dat het vandaag nog niet lukt. En als ik zelf iets nieuws doe, vertel ik hen hoe dat ging. Ook als ik eigenlijk het liefst was gaan lopen.
Want uit je comfortzone treden is moedig, dat klopt. Maar iemand anders de ruimte geven om zélf te bepalen wat ze wanneer durven, is misschien nog moediger. Zeker als het over je kind gaat. Zeker als je vanbinnen ‘Je kan het!’ schreeuwt, maar zachtjes zegt: ‘Je hoeft het niet.’
Lees ook: