Gen F

Join onze community en krijg extra toegang tot artikelen, deel jouw verhaal & ...
de koffiebar

Lees hier deel 9 van ons feelgoodverhaal!

DE KOFFIEBAR – deel 9: ‘Ik durf niet op hem af te stappen. Wat als hij me afwijst?’

De redactie

Maya heeft geld geërfd van haar grootouders en besloot daarmee haar droom na te jagen: haar saaie kantoorjob opgeven en een koffiebar beginnen. Die lijkt voorlopig goed te draaien. Alleen in de liefde loopt het wat minder. Of komt daar binnenkort verandering in?

Ik wil hier weg. Nu meteen. Ik wil niet zien met wie Jarne hier is uit schrik dat het m’n hart zou breken, en ik wil al zeker niet dat hij me ziet. Want al zou ik hem erg graag uitleggen waarom ik hem niet heb gebeld, het is hier gewoon de juiste plek niet. Het is te luid, en misschien zou hij me niet verstaan. Bovendien is de angst dat hij me zou negeren als ik op hem afstapte te groot. Ik zou het gewoon niet aankunnen dat hij me botweg afwijst, zeker niet in het openbaar. Als hij mijn zaak binnenstapt, weet ik tenminste zeker dat hij nog tegen me wil praten. Dus kan het me niet schelen dat m’n glas nog halfvol is en moet ik maar aannemen dat Iris zich amuseert. Ik móét hier weg. Ik neem nog snel een grote slok, zet mijn glas weg, haal mijn jas op in de vestiaire en wandel naar buiten.

Ik durf niet op hem af te stappen. Ik zou het niet aankunnen dat hij me in het openbaar botweg afwijst.

Misschien is het dom dat ik ben weggegaan, denk ik terwijl ik door de donkere straten naar huis loop. Door alle restaurants en cafés hier is er veel volk op straat en hoef ik me nooit onveilig te voelen. Normaal gezien word ik vrolijk van al die gelukkige al dan niet dronken mensen, maar vandaag benadrukken ze alleen maar hoe eenzaam ik ben. Misschien had ik hem gewoon moeten aanspreken. Maar het is nooit goed om zoiets te doen op een plek waar je alleen kan communiceren via luid roepen en handgebaren, en zeker niet als je niet helemaal nuchter bent. ‘Ik ben je nummer kwijtgeraakt’ klinkt heel erg als ‘De hond heeft mijn huiswerk opgegeten’, dus ik wil het hem graag op een rustig moment uitleggen. Maar weet ik wel zeker dat er nog een volgend moment komt als hij de koffiebar vanaf nu gaat ontwijken?

Het erge is: ik was helemaal oké met single zijn. Ik genoot van m’n leven, mijn vrijheid en het feit dat ik geen schoonouders hoef te bezoeken en zoveel slechte reality-tv kan kijken als ik wil. Ik kan chips eten als avondeten (of als ontbijt, don’t judge) en de hele dag in bed blijven liggen op maandag. Maar nu verlang ik naar een man om naast in slaap te vallen en wakker te worden, om samen mee te koken... Misschien zelfs wel om samen mee af te wassen. Ja, zo zwaar heb ik het te pakken. En als ik zeg ‘een man’, bedoel ik die ene specifieke man: Jarne. ‘Je bent zo’n lafaard’, zeg ik tegen mezelf. Ik zeg het hardop, zodat de twee vrouwen die ik passeer me beledigd aankijken. ‘Het was niet tegen jullie’, zeg ik verontschuldigd, al weet ik niet of dat het beter maakt, want er is niemand anders in de buurt.

Resoluut draai ik me om en loop ik terug naar de club. Ik moet gewoon met hem praten. Ik vraag hem om even mee naar buiten te gaan. Oké, misschien is hij boos dat ik hem niet heb gebeld, maar hij kan toch nooit zo boos zijn dat hij zelfs niet met me zou willen praten? Waarom praat ik mezelf altijd van die dingen aan? Ik verzin hele verhalen over wat er zou kúnnen gebeuren in plaats van gewoon het heft in eigen handen te nemen. Terwijl ik mezelf moed inpraat (deze keer alleen in m’n hoofd en niet hardop), ga ik alsmaar sneller stappen. Hoewel het buiten fris is, zweet ik wanneer ik opnieuw aankom in de club. Ik ben echt óp van de zenuwen. Ik loop naar binnen en kijk rond. Ik zie hem niet, dus begin ik tussen de mensen door te lopen. Ik zie wél Iris, die met een man staat te zoenen. Ik ben blij voor haar, maar Jarne zie ik nergens. Nu hoef ik me niet langer schuldig te voelen omdat ik Iris alleen heb achtergelaten, maar heb ik Jarne wel opnieuw laten lopen door mijn eigen stommiteit.

Ik ben niet de ware?

‘Kijk, dan was het gewoon niet meant to be’, zegt Iris de volgende dag. Normaal gezien zou ze iets motiverends en positiefs zeggen, maar ze zit met haar hoofd in haar handen en met een glas voor zich waarin een bruistablet tegen de hoofd pijn rondtolt. Ze heeft een kater om u tegen te zeggen. ‘En, was het tussen jou en die kerel met wie je aan het kussen was meant to be?’ ‘Ik denk nu niet dat we meteen gaan trouwen, maar we hadden een fijne avond.’ ‘En nacht?’ ‘Een deel van de nacht.’ ‘Hij is niet blijven slapen?’ ‘Nee, dat hoeft niet zo voor mij.’ ‘Gewoon seks en weer weg? Voel je je dan niet gebruikt?’ ‘Nee. Ik wilde zelf niet dat hij bleef.’ ‘Voelt hij zich dan niet gebruikt? Dat is zo onromantisch.’ ‘Ik ben ook niet op zoek naar romantiek. En weet je wat pas onromantisch is? Een man die je nauwelijks kent en met wie je net best goeie seks hebt gehad die je ’s morgens zonder make-up ziet, met je haar naar alle kanten en een ochtendadem, om nog te zwijgen van alle andere geuren die je produceert als je een halve nacht hebt liggen drinken.’ ‘Oké, te veel informatie’, zeg ik.

Jij denkt dat hij een hoofdrol in jouw leven speelde, maar misschien had hij jou net nodig in zíjn leven.

‘Dus hij is gewoon…’ ‘Een fuckbuddy, ja.’ Ik ben niet preuts, maar toch minder goed in het gebruiken van die woorden, dus ik ben blij dat Iris dat voor mij doet. Ik associeer seks nog altijd met liefde. En ook al heb ik er absoluut geen probleem mee dat andere mensen die twee zaken van elkaar kunnen loskoppelen, toch kan ik me niet voorstellen dat ik ooit nog met een wildvreemde in bed zou duiken. ‘Denk je echt dat het niet meant to be is?’ ‘Ik weet het niet’, zucht Iris. ‘Ergens geloof ik wel dat als twee mensen samen horen, ze elkaar wel zullen vinden. Misschien is het gewoon jullie tijd nog niet. Of misschien wacht er een leuker iemand op je.’ ‘Maar waarom heb ik hem dan leren kennen? Dat begrijp ik niet.’ ‘Weet je wat het is? We denken altijd vanuit ons eigen perspectief. Jij denkt dat hij een hoofdrol in jouw leven speelde, maar misschien had hij jou net nodig in zíjn leven.’ ‘Om hem te helpen bij zijn nieuwe zaak?’ ‘Klopt.’ ‘Maar ik ben niet zijn ware?’ ‘Misschien niet. Er kan er maar eentje de ware zijn, uiteindelijk.’

Filosoof met een kater

‘Echt, ik had niet zo’n grote filosoof in jou gezien. En al zeker niet met een kater.’ ‘Ja, zo hard nadenken... Alsof ik nog niet genoeg hoofdpijn had.’ Haar theorie maakt me niet meteen happy, maar ik moet me er maar bij neerleggen: Jarne en ik, dat wordt niks. ‘Hoe dan ook: wil je hem nog terugzien, die man van gisteren?’ ‘Ja, dat wel. Hij is grappig en knap. En goed in bed.’ ‘Maar vind je hem leuk-leuk?’ ‘Pfff, ik weet niet of ik zin heb in al dat gedoe. Ik háát het begin van een relatie, met al die stress, zenuwen, onzekerheid, jaloezie... Heb jij dat ook?’ ‘Ja, natuurlijk. Zolang ik niet weet of hij hetzelfde voor me voelt, komt het slechtste in me naar boven. Dan wantrouw ik elke vrouw met wie hij praat en word ik achterdochtig over foto’s van exen. Gelukkig blijft dat niet duren als we langer samen zijn en besef ik dan dat hij van me houdt, hoor. Maar ach, ik zou het er nu graag voor overhebben.’ ‘Voor je het weet, staat de ware voor je deur, geloof me maar.’ Net op dat moment gaat de bel. Iris en ik kijken elkaar verschrikt aan.

Lees elke woensdag en zondag op Flair.be hoe Maya haar koffiebar én liefdesleven draaiende probeert te houden.

Auteur: Kaat De Kock

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content

' ' ' '