Gen F

Join onze community en krijg extra toegang tot artikelen, deel jouw verhaal & ...
voor mama zorgen
© Pexels

De moeder van Liesbeth (27) heeft een verstandelijke beperking.

Liesbeth (27): ‘Ik moest als kind al voor mijn mama zorgen’

Wat als je opgroeit met een ouder die beperkt is in wat ze kan geven? De mama van Liesbeth (27) heeft een licht verstandelijke beperking, en daardoor werd ze van jongs af aan in een rol geduwd die niet de hare was.

‘Turbulent, eenzaam en verwarrend. Die drie woorden omschrijven mijn jeugd het best. Pas op, het was niet alleen kommer en kwel. Mijn familie heeft er alles aan gedaan om mijn situatie draaglijk te maken, al was het vaak zwaar. In de lagere school merkte ik al op dat mijn klasgenoten een heel andere thuissituatie hadden dan ik. Als ik bij vriendjes ging spelen, kwam ik in aanraking met moeders die vroegen hoe het op school was geweest en die niet alleen aanwezig, maar ook warm en betrokken waren. Bij hen was er structuur, terwijl het er bij mij thuis heel anders aan toeging. Mijn gezin bestaat namelijk uit een mama met een licht verstandelijke beperking en twee jongere (half)broers, van wie de oudste ook zwakbegaafd is. Mijn moeder wist niet eens dat ze zwanger was van mijn jongste broer. Daar kwam ze pas achter op het moment dat ze moest bevallen, wat voor haar en iedereen in onze omgeving een hele shock was. Gelukkig zorgde mijn familie ervoor dat mijn jongste broertje een liefdevolle thuis had. Zo kwamen zij ons huis opknappen en schoonmaken, zodat er een baby kon wonen.’

Mijn moeder wist niet eens dat ze zwanger was van mijn jongste broer. Daar kwam ze pas achter op het moment dat ze moest bevallen, wat voor haar en iedereen in onze omgeving een hele shock was.

‘Zelf voelde ik als vierjarige al aan dat mijn moeder geen veilige haven was. Ze reageerde nauwelijks op mij. Ik denk dat ik toen al besefte dat ik niet op mijn mama kon rekenen en dat ik mijn eigen boontjes moest doppen. Het gebrek aan emotionele beschikbaarheid zorgde ervoor dat ik al op jonge leeftijd in de rol van volwassene werd geduwd. Dat was een rol die mijn veiligheid moest waarborgen, maar me tegelijkertijd ook mijn kindertijd ontnam. Ik kon niet anders dan moederen over mijn mama en was in feite haar ouder. Er waren veel verantwoordelijkheden die ik noodgedwongen moest opnemen. Neem nu de zorg over mijn jongste broer; ik moest hem regelmatig verschonen, op hem passen en hem een flesje geven. Ik was zogezegd sterk, al was ik zelf nog maar een kind van twaalf jaar. Als ik bijvoorbeeld met mama naar de supermarkt ging en ze slechts vijf euro had om uit te geven, moest ik regelmatig ingrijpen omdat ze de waarde van geld niet kent. Dan moest ik aangeven dat ze de koekjes moest laten liggen, want anders konden we geen brood kopen. Ik moest non-stop bijsturen, en die zorgrol was geen cadeau.’

Geen typische moeder-dochterband

‘Als puber uitte die rol zich voornamelijk in boosheid. Ik heb nooit gekke dingen uitgespookt, maar er zat veel woede in mij. Op latere leeftijd is die boosheid stilaan overgeslagen in verdriet. Ergens ben ik blij dat ik dat punt heb bereikt, want verdriet zit een stapje dichter bij aanvaarding. Maar het gemis blijft. Ik mis dat ik geen echte ouderfiguur heb gekend. Door haar beperking kon mijn mama niet de ouder zijn die ik nodig had. Als ik huilde, kon ze me niet troosten, want ze wist gewoonweg niet hoe dat moest. Het voelt aan als een verlies, als een soort van rouwproces. Wat het extra moeilijk maakte, was dat de verstandelijke beperking van mijn moeder zo goed als onzichtbaar was, met als gevolg dat het voor mijn vriendinnen moeilijk was om het te begrijpen. Zij zagen vooral een spontane, gezellige vrouw en begrepen niet wat ik bedoelde als ik vertelde hoe het thuis was. Je moet het meemaken om het écht te kunnen begrijpen.’

Door haar beperking kon mijn mama niet de ouder zijn die ik nodig had. Als ik huilde, kon ze me niet troosten, want ze wist niet hoe dat moest.

Op mijn vijftiende ben ik depressief geworden door alles wat ik in mijn jeugd heb gemist. Gelukkig heb ik een vrij hechte familie en kon ik vaak bij mijn grootouders en tante terecht. Maar er kwam altijd een moment waarop ik weer naar huis moest, en dat was voor mij ronduit traumatiserend. Omdat ik alleen maar ongelukkiger werd en het zo niet verder kon, werd ik opgenomen in het gezin van een vriendin. Daar ben ik nog altijd erg dankbaar voor, want vanaf dat moment veranderde mijn leven in positieve zin. Hoewel mijn pleeggezin me met open armen verwelkomde, was het niet makkelijk. Ik had bijzonder veel moeite om me te hechten. Alles was er zo anders dan thuis: een goedgevulde koelkast, een verjaardag met cadeautjes… Ineens ging ik op reis naar Italië, terwijl ik nog nooit over de landsgrens was geweest. Dat voelde bijna buitenaards, en doordat het contrast zo groot was, werd ik vaak met mijn neus op de feiten gedrukt.’

‘Vriendinnen begrepen niet wat ik bedoelde als ik vertelde hoe het thuis was. Je moet het meemaken om het echt te kunnen begrijpen

‘Mijn pleeggezin bracht niet alleen stabiliteit, maar ook een basiskennis die ik voorheen niet op die manier had kunnen ontwikkelen. Ik ben dankbaar voor alles wat ze hebben gedaan en de kansen die ze me hebben gegeven, al kon ik me niet volledig overgeven aan dat gevoel van ergens thuishoren. Door in een pleeggezin te wonen, is de band met mijn mama wel verbeterd, al blijft die ingewikkeld. Ik heb haar bijvoorbeeld al enkele maanden niet gezien en mis haar niet. Ik denk ook niet dat ik ooit dat diepe gevoel van missen zal ervaren. Ik voel wel een soort liefde, al is die eerder basaal. Het voelt eerder als een plichtsgevoel dan als een warme verbondenheid. We hebben geen typische moeder-dochterband zoals anderen die misschien kennen. Ik voel dat er iets ontbreekt, al weet ik beter dan ooit dat zij dat niet bewust veroorzaakt.’

Boeman

‘Mijn jongste broer is intussen veertien en woont sinds zijn twaalfde in een pleeggezin, een beslissing waar ik een grote rol in heb gespeeld. Iedereen wist al geruime tijd dat mijn mama geen grip meer op mijn broer kreeg en dat het thuis van kwaad naar erger ging. Op een gegeven moment zaten mijn moeder en ik dan ook aan tafel met hulpverleners en medewerkers van de gemeente. Maar in plaats van dat iemand zijn verantwoordelijkheid nam, werd er voorgesteld om het “raampje van emoties” op de koelkast te hangen, zodat mijn moeder een referentiekader had om beter met zijn boosheid en andere gevoelens om te gaan. Dat was exact hetzelfde advies dat we kregen toen ik veertien jaar was en heeft toen niets uitgehaald. Ik vond het pijnlijk om te zien dat we letterlijk geen enkele stap vooruit hadden gezet. Toen ik vervolgens mijn bezorgdheden uitsprak, merkte ik dat de hulpverlening het met me eens was. Desondanks besloten ze om te zwijgen, tenminste tot ik zelf aangaf dat het geen haalbare kaart meer was dat mijn broer bij mama bleef wonen. Ineens waren ze het wel met mij eens, alsof ze toestemming hadden gekregen om te zeggen wat ze zelf allang wisten.’

Ik voel het verlangen naar een eigen kind opborrelen, maar weet hoe groot de verantwoordelijkheid is en hoe diep de impact kan zijn wanneer er iets ontbreekt.

‘Dat heeft me diep geraakt, want ik werd gedwongen om in het bijzijn van mijn moeder uit te spreken dat zij niet goed genoeg voor haar eigen kind kan zorgen. Het is niet aan mij om zulke moeilijke knopen door te hakken, maar ik werd wel de boodschapper van iets waarover hogere instanties hadden moeten beslissen. Bovendien was het een beslissing die consequenties met zich meebracht, want sindsdien ben ik volgens mijn broer de boeman, terwijl ik alleen maar wilde dat hij in een veilige en stabiele omgeving kon opgroeien. Ik begrijp dat hij zich enigszins verraden voelt, want ik koos er destijds zelf voor om naar een pleeggezin te gaan. Hij wilde liever bij mama blijven wonen, maar ik hoop dat hij ooit inziet dat die keuze werd gemaakt om hem te beschermen.’

Nooit écht ontspannen

‘Opgroeien met een mama die een verstandelijke beperking heeft, heeft mij als mens gevormd. Zo heb ik al mijn leven lang de drang om voo anderen te zorgen, wat waarschijnlijk verklaart waarom ik werk als hulpverlener. Dat was een vanzelfsprekende beslissing waar ik destijds geen twee seconden over hoefde na te denken, maar nu ik ouder word, stel ik me steeds meer de vraag wat ik zelf wil. Jarenlang was er amper ruimte voor mijn eigen gevoelens en verlangens. Wat ik wilde, deed er in feite niet toe. Ongeveer een dik jaar geleden, toen ik voor het eerst het gevoel had dat mijn broers en mama het relatief goed stelden, was die ruimte er eindelijk wel en besloot ik om opnieuw te gaan studeren. Toch merk ik dat ik nog te vaak mijn grenzen overschrijd, wellicht omdat ik nog steeds niet ten volle besef dat ik minstens even belangrijk ben als de mensen voor wie ik zorg. Ik moet mezelf eraan herinneren dat ik ook meetel.’

Je kan mensen niet zomaar hun kinderwens ontzeggen, maar er moet vooral worden gehandeld in het belang van het (ongeboren) kind.

‘Tegelijkertijd ben ik dankbaar voor dingen die voor anderen meestal vanzelfsprekend zijn. Als er vroeger geen eten in huis was of geen geld om boodschappen te doen, kon ik niet anders dan een beroep doen op de voedselbank, en dat ging met heel wat schaamte gepaard. Ik prijs me dan ook extra gelukkig dat ik inkopen kan doen, een dak boven mijn hoofd heb en er warm water uit de kraan komt. Ik heb niet veel nodig om gelukkig te zijn, al merk ik wel dat ik vandaag nog steeds voortdurend alert ben. De schakelaar om even te kunnen ontspannen heb ik nog niet gevonden.’

In belang van het (ongeboren) kind

‘Hoe ik denk over mensen met een verstandelijke beperking en hun kinderwens? Daar heb ik geen eenduidig antwoord op. Je kan mensen niet zomaar hun kinderwens ontzeggen, ook niet als ze minderbegaafd zijn. Iedereen heeft het recht om, mama of papa te worden, al lijkt het me noodzakelijk dat er wordt gekeken naar de mogelijkheden binnen elke individuele situatie en er vooral wordt gehandeld in belang van het (ongeboren) kind. Ik heb soms de indruk dat hulpverleners zich te snel neerleggen bij een beslissing, terwijl ze moeten blijven zoeken naar manieren om in gesprek te gaan en door te dringen. Hoe kunnen mensen met een mentale beperking het ouderschap eventueel op een andere manier vormgeven? Welke begeleiding is nodig in geval van een zwangerschap, al van bij de kinderwens tot ver daarna? Dat soort zaken mis ik. Beslissen dat mensen met een verstandelijke beperking geen kinderen mogen krijgen, is veel te zwart-wit, al zijn er dagen waarop ik wou dat mijn broers en ik niet geboren waren. Dat had ons veel miserie bespaard, maar anderzijds leef ik heel graag. Voor mij is het dus een grijze zone, maar als mensen met een verstandelijke beperking hun kinderwens willen vervullen, is het cruciaal dat ze vanaf het begin intensief en langdurig worden begeleid. Zo kan er sneller worden ingegrepen als het misgaat. Dat kan heel wat leed voorkomen.’

Er zijn dagen waarop ik wou dat mijn broers en ik niet geboren waren. Dat had ons veel miserie bespaard, maar anderzijds leef ik heel graag.


‘De laatste jaren denk ik steeds meer na over wat voor mama ik zelf zou willen zijn. Ik voel soms het verlangen naar een eigen kind opborrelen, maar ik weet hoe groot de verantwoordelijkheid is en hoe diep de impact kan zijn wanneer er iets ontbreekt. Ik heb zelf ervaren wat het betekent als zorg en liefde tekortschieten, en daarom ligt mijn lat hoger dan hoog. Ik wil het goed doen en wil pas kinderen wanneer ik er écht klaar voor ben, nog steviger in mijn schoenen sta en de allerbeste versie van mezelf ben. Tegelijkertijd ben ik me ervan bewust dat die torenhoge lat van mij niet per se een goede zaak is. Door mijn gebrekkige opvoeding ben ik erg streng voor mezelf, terwijl ik juist wil leren om milder te zijn. Bovendien wil ik mijn kritische kant niet doorgeven aan mijn toekomstige kinderen, maar hen net rust en vertrouwen bieden. En bestaat er wel zoiets als de beste versie van mezelf? Het leerproces houdt immers nooit op. Door mijn jeugd ben ik extra alert voor alles wat het ouderschap met zich meebrengt, maar ik hoop dat ik een moeder zal worden die haar kinderen ziet, hen hoort en hen veel liefde en kracht kan bieden.’

Achter gesloten deuren

‘Ik hoop dat er mede door mijn verhaal meer begrip komt, want ik heb het gevoel dat er maar weinig mensen zijn die weten wat een verstandelijke beperking precies inhoudt. Aan de buitenkant zie je niet dat mijn mama anders is. Ze ziet er misschien wat onverzorgder uit dan de gemiddelde moeder, maar dat is het dan ook. Het probleem stelt zich aan de binnenkant, en daardoor beseffen mensen niet altijd hoe ingrijpend zoiets is. Niet alleen voor de ouder met de beperking, maar zeker ook voor hun kinderen en naasten. Het blijft vaak iets wat zich achter gesloten deuren afspeelt, terwijl er best veel kinderen zijn die in een gelijkaardige situatie opgroeien. Maar mijn moeder is absoluut geen slechte vrouw. Ze is goed van hart en doet haar best, maar ze is letterlijk en figuurlijk beperkt. Het is geen kwestie van niet willen, maar van niet kunnen. Dat verschil is essentieel. Het was lang niet voldoende, maar er was zeker ook liefde op haar manier. Ik begrijp nu veel beter dan vroeger dat het voor mama ook niet makkelijk is. Al heel haar leven wordt zij door anderen gestuurd, vaak zonder te begrijpen waarom. Dat lijkt me ontzettend zwaar en zelfs eenzaam. Ik hoop dus op meer begrip van buitenaf, niet alleen voor ouders als mijn mama, maar zeker ook voor de kinderen die met hen opgroeien, want onbegrip is pijnlijk. Als er vanuit onwetendheid ongevoelig wordt gereageerd, krijgen kinderen het gevoel dat ze zich aanstellen en het allemaal wel meevalt, terwijl ze vaak al enorm streng zijn voor zichzelf. Als je opgroeit met een ouder die mentaal beperkt is, hoop ik dat je weet dat je niet alleen bent en dat je toekomst niet bepaald hoeft te worden door wat je hebt meegemaakt. Ooit krijg je de regie van je leven zelf in handen en wordt alles makkelijker.’

Lees ook:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content

' ' '

Commerciële boodschap