Gen F

Join onze community en krijg extra toegang tot artikelen, deel jouw verhaal & ...
© pexels.com

Ik ben onvruchtbaar nu, seks is te pijnlijk en te confronterend geworden.

Lisa (27) worstelt al tien jaar met een eetstoornis

Lisa is erg mager als ik haar die woensdagmiddag ontmoet in het Leuvense inloophuis voor eetstoornissen. Mager, maar wél sterk: in haar blik herken ik vechtlust, in haar stem klinkt wilskracht. De boulimie heeft Lisa nog altijd in haar greep en richtte onherstelbare schade aan in haar leven. Toch durft Lisa heel langzaamaan weer vooruit te kijken, weegt de zwaarte van de toekomst alsmaar lichter. En voelt ze zich steeds zelfverzekerder om het taboe rond haar ziekte van zich af te schudden.

'Mensen met boulimie botsen dagelijks tegen een berg vooroordelen op. ‘Een ziekelijke manier van aandacht trekken is het’, ‘Ze wíl niet genezen’, ‘Je doet het jezelf aan’... Kanker overkomt je, maar mensen met een eetstoornis kiezen zelf voor hun ellende, vindt de buitenwereld. Maar dat is een wel héél simpele voorstelling van de ziekte.

 

Ik worstel al tien jaar met deze aandoening, die zelfdestructie doe ik mezelf liever niet aan. Het beheerst mijn leven nog altijd en voedt zich met mijn schuldgevoel. Mijn lichaam eiste altijd al extra aandacht van me: in de lagere school viel ik op door mijn lengte, om gezondheidsredenen moest ik op mijn eten letten en ik had rugproblemen.

 

Toen ik kind was, maakten mijn ouders de fout om me te straffen met eten: at ik mijn eten niet op, dan moest ik mijn lunch in de veranda verorberen. Ik had vrij snel door dat ik kon dwarsliggen door niet te eten. Daarnaast kon ik me niet ontdoen van het gevoel ongewenst te zijn. Onterecht, dat weet ik nu, mijn ouders wilden me gewoon zelfstandig opvoeden.

 

Mijn vrienden begrepen mijn irrationele obsessie niet. In eten vond ik die ene vriend die me troostte...

 

Rond mijn achttiende begonnen de problemen. Ik had een normaal gewicht, maar na een operatie was ik een beetje aangekomen en daar wees mijn toenmalige vriend mij op. Tijdens de examens die daarop volgden, viel ik door de stress ongewild een paar kilo af. Mensen gaven me complimentjes: ‘Wat zie jij er goed uit!’. Dat gaf mijn lage zelfbeeld een zetje; afvallen betekende waardering! Een desastreuze veralgemening.

 

Ik begon aan een gevaarlijk afvalparcours, na vier maanden woog ik bijna twintig (!) kilo minder. Een opname was onontkoombaar. Het loste weinig op, integendeel, de hoeveelheden voedsel werden er te snel opgedreven en ik hield mijn eten niet meer binnen. Mijn anorexia veranderde in een ernstige vorm van boulimie met dwangmatige eetbuien; eerst zonder, toen met braken.

Tijdens de eetbuien eet ik alles: ik verorber halve broden, zakken chips en koeken, vroeger schrokte ik zelfs etensresten op en at ik diepvriesmaaltijden op zonder ze volledig te ontdooien. Het is instant bevrediging van een verlangen, dat meteen daarna omslaat in een ongelooflijk schuldgevoel over mijn controleverlies. Dat resulteert dan in een volgende vreetbui.

 

Tijdens absolute dieptepunten haalde ik meerdere eetbuien per dag, en zo’n eetbui kan twee uur duren... Gelukkig heb ik dit nu onder controle en loopt het niet meer zo uit de hand.

 

Ik speel met mijn leven, eten speelt nog altijd de hoofdrol in mijn biografische griezelfilm. Mijn oude vrienden ben ik één voor één voorgoed verloren. Na een tijdje konden ze geen begrip meer opbrengen voor mijn irrationele obsessie.

 

In eten vond ik die ene vriend die me troostte, maar het is tegelijk ook mijn aartsvijand. Ik heb me een hele tijd erg eenzaam gevoeld. Ik miste een stevige schouder, iemand die met mij de strijd tegen boulimie wilde aangaan.

 

Toen ik vier jaar geleden mijn man leerde kennen, leek het beter te gaan. Hij was vrijwel de enige die besefte in wat voor een hel ik zat. Hij werd mijn ticket tot een beetje geluk, maar zijn familie boycot onze toekomst. Mijn eetbuien en braaksessies waren aan de beterhand, tot Koen het ‘waagde’ me ten huwelijk te vragen. Zijn familie stelde ons voor een ultimatum: alleen als ik tien kilo aankwam, konden ze instemmen met een huwelijk. Ze hadden geen benul van wat ze hiermee van me vroegen.

 

Koen hield gelukkig voet bij stuk. Toch deed hun onbegrip me weer wegglijden, met als absoluut dieptepunt... onze trouwdag. Zijn familie kwam niet opdagen, geen vrienden om ons geluk mee te delen. Dit was zo confronterend. Ik voelde me enorm schuldig tegenover mijn man, want had ik hem zijn familie niet afgenomen? Het werd één van de zwartste dagen uit ons leven – en hoort dat niet de gelukkigste te zijn?

 

Ik verloor mezelf algauw weer in buitensporig eet-gedrag, ik braakte mezelf leeg en was verslaafd aan laxeermiddelen. Koen steunde me, maar toonde soms te veel begrip. Hij moest ook in durven te gaan tegen mijn verslaving. Dat is aartsmoeilijk als je samenleeft met iemand die volledig is geïndoctrineerd door eten.

 

Tegen Kerstmis van dat jaar stevende ik af op een dodelijk gewicht. Het laatste wat ik wilde, was een nieuwe opname, dat associeerde ik te veel met de ellendige gevolgen van de vorige. Dat begreep Koen. Hij praatte op me in – ik was half bewusteloos – tot ik er toch mee instemde dat hij een ziekenwagen belde. Hij heeft me het leven gered.

In het ziekenhuis kwam ik bij dankzij de sondevoeding, maar mijn nieren en darmen beukten in mijn lichaam. Mijn hele lijf kromp ineen van de pijn. Na een nieuwe opname op een andere afdeling verbeterde mijn toestand. In een halfjaar tijd normaliseerde mijn eetpatroon zich, werden de dagen opnieuw leefbaarder.

 

Met nieuwe moed besloot ik mijn energie te stoppen in het inloophuis in Leuven en in een dappere bui besloot ik zelfs een brief te schrijven aan mijn schoonfamilie, waarin ik mijn situatie duidelijk probeerde te maken. Verloren moeite, in hun ogen bleef ik diegene die feestjes verknalde, ook al deed ik mijn uiterste best om iets te eten. Ik was teleurgesteld in hun reactie, boos ook. Want ik ‘verknal’ hun feestjes niet bewust, zo zit ik niet in elkaar. Dit overkomt me, het is sterker dan mezelf.

 

Tot vandaag is het contact met mijn schoonfamilie niet hersteld en het lijkt alsof zij een belangrijke rol spelen in het voortbestaan van mijn eetstoornis. Tegelijk besef ik steeds beter dat ik nooit helemaal zal genezen. Dit is chronisch geworden. Dat wil niet zeggen dat ik niet meer vecht. De positieve feedback van Koen en mijn diëtiste, mijn vrijwilligerswerk in het inloophuis en de contacten met andere patiënten laten mijn zelfvertrouwen groeien.

 

Ik heb recht op een mooi leven, ik ben ondertussen zevenentwintig en wil niet nog eens tien jaar verliezen aan deze ziekte. Een ongecompliceerd leven zit er voor mij niet meer in. Vanzelfsprekende dingen zoals kinderen krijgen kunnen niet meer: de eetstoornissen hebben me onvruchtbaar gemaakt, seks is te pijnlijk en te confronterend geworden. Koen en ik knuffelen en praten des te meer, daarin zit onze intimiteit.

 

Zelfs een dagje aan zee is niet meer ontspannend: wandelen op de dijk betekent ook de priemende blikken, de afkeurende commentaren moeten verdragen. Mensen doen zelfs niet de moeite om hun mening zo onopvallend mogelijk te verkondigen. Sinds kort bijt ik van me af. Misschien nog een beetje agressief, maar ik wil opkomen voor mezelf. Een positiever zelfbeeld, dat is mijn springplank naar genezing, naar geluk.'

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content

' ' '