Gen F

Join onze community en krijg extra toegang tot artikelen, deel jouw verhaal & ...
© Tim De Backer

Iemand schreef: ‘Ik hoop dat je omkomt in een terroristische aanslag!’

Jessika (31) zette zich als deradicaliseringsambtenaar in voor de Vilvoordse jongeren die naar Syrië trokken

Ze krijgt weleens af te rekenen met bedreigingen, maar deradicaliseringsambtenaar Jessika blijft strijden tegen radicalisering.


‘Als kind vertoonde ik al tekenen van maatschappelijk engagement. Ik wilde alles zo goed mogelijk begrijpen. Toen ik met een vriendin mee op reis mocht naar Marokko en Egypte, ging een nieuwe wereld voor mij open. In die periode vonden de aanslagen in New York plaats, en die lieten een diepe indruk op mij na. Het Midden-Oosten en de problematieken waar ze in dat werelddeel mee af te rekenen krijgen, boeiden me enorm. Daarom ben ik op mijn 18de met de studies Arabistiek en Islamkunde gestart.

Later bij Staatsveiligheid of een internationale organisatie of ngo kunnen werken, dat wilde ik. Maar toen ik afgestudeerd was, bleef ik hangen in de academische wereld en onderzocht ik onderwerpen die te maken hebben met islamitische radicalisering. Van de oorlog in Syrië was toen nog geen sprake. Daarnaast werkte ik in de inburgering- en integratiesector. En dan brak de oorlog uit in Syrië en begonnen jongeren in mijn thuishaven Vilvoorde te radicaliseren en naar Syrië te vertrekken.

Meteen wilde ik hen een halt toeroepen, maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Ik had het geluk in contact te kunnen komen met burgemeester Bart Somers uit Mechelen en de Vilvoordse burgemeester Hans Bonte, die toelegden op het probleem.’

Social engineering


‘Niet veel later besliste de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken om een aantal steden – waaronder mijn thuishaven Vilvoorde – aan te duiden als pilootsteden, daar structureel een plan rond te ontwikkelen en deradicaliseringsambtenaren aan het werk te zetten. Ik gaf toen les in de politieopleiding in Antwerpen en schreef mee aan een eerste brochure rond hoe om te gaan met radicalisering. De nieuwe job die Vilvoorde creëerde, was me op het lijf geschreven.

Al snel kon ik aan de slag. Omdat mijn focus op actie lag, werd ik al snel de atypische ambtenaar van de stad. Mijn eerste opdracht was meteen heel duidelijk: doe iets aan jongeren die vanuit onze stad naar Syrië trekken. Dat vroeg zoekwerk, want er zijn zo veel betrokken partijen in die problematiek. Enerzijds zijn er de ouders en families zelf. Daarnaast spelen politie en geloofsgemeenschap een belangrijke rol, en ook scholen zaten met heel wat vragen.

Ik moest vaak ouders contacteren die net hadden vernomen dat hun kind was omgekomen in de strijd.


De burgemeester formuleerde mijn taak als een vorm van social engineering, waarbij ik alle betrokken diensten bij elkaar moest brengen en samen met hen vanuit een gezamenlijke bezorgdheid tegen radicalisering, een oplossing moest vinden. In het begin stond ik er alleen voor, pas in een later stadium zou er een dienst worden uitgebouwd.

Vanuit de stad legden we ons toe op twee aspecten. We voerden preventie tegen radicalisering en grepen in als er gevallen van radicalisering werden vastgesteld of door scholen werden gemeld. Initieel was het niet mijn taak om rechtstreeks met geradicaliseerde jongeren samen te zitten. Maar toen een school ten einde raad belde met de boodschap dat een geradicaliseerde leerling zich kenbaar had gemaakt, kon ik niet zeggen nog zes maanden tot we daarvoor een dienst hadden uitgebouwd.’

Bedreigingen


‘Sommige jongeren beantwoordden aan het clichébeeld van de geradicaliseerde moslim die rotsvast van een bepaalde interpretatie van zijn geloof overtuigd is. Daarnaast kwamen we ook heel wat jongeren tegen bij wie radicalisering slechts de bovenste laag van het probleem vormde en gingen daaronder heel andere problemen schuil, die tot die radicalisering hadden geleid. Het was onze taak om eerst de onderliggende problemen aan te pakken.

Gelukkig stond ik daarin niet alleen. Het succes dat we in Vilvoorde hebben geboekt, is te danken aan de samenwerking tussen mensen uit het onderwijs, de moskee en de politie en de samenwerking binnen de straathoekwerking. Per situatie keken we wie er het best geplaatst was om de jongeren als eerste te benaderen. Zonder gevaar was die job niet. Soms was het niet nodig dat een medewerker alleen bij iemand thuis langsging. Dat was iedere keer een serieuze afweging.

Zelf ben ik ook een aantal keren zwaar onder de indruk geweest van de situatie. Mijn eerste gevangenisbezoeken staan in mijn geheugen gegrift. Het gebeurde weleens dat ik een collega vroeg om wat langer te blijven als ik ’s avonds nog een gesprek had gepland, omdat ik er toch niet gerust in was. In fysiek gevaarlijke omstandigheden ben ik gelukkig nooit terechtgekomen. Maar ik ben weleens bedreigd geweest, via mail of sms. Je legt het niet zomaar naast je neer als iemand schrijft: “Ik hoop dat je omkomt in een terroristische aanslag!”

De emoties liepen soms hoog op, bijvoorbeeld toen ik contact moest opnemen met ouders die net vernomen hadden dat hun kind was overleden in de strijd. Gelukkig kon ik op die momenten terugvallen op de steun van mijn collega’s, die in dezelfde omstandigheden werkten en die dus begrepen wat ik doormaakte.’

Roeping


‘In bepaalde periodes gebeurde het bijna wekelijks dat we slecht nieuws moesten brengen bij families of dat we werden gecontacteerd door ouders die net slecht nieuws hadden ontvangen. Dan voel je je heel nietig in het totaalplaatje van wat er allemaal in de wereld gebeurt. Toch heb ik altijd geprobeerd om net daarin de reden te vinden waarom ik die job deed, want net die harde realiteit heeft me uiteindelijk de moed gegeven om in de politiek te stappen.

De job van deradicaliseringsambtenaar is een vorm van een roeping, denk ik. Als je immers ’s nachts uit je bed wordt gebeld voor een incident dat zich in een ander tijdszone heeft voorgedaan, schiet je meteen in actie, alleen maar omdat je het gevoel hebt dat je een verschil kan maken.

Ik heb geen gezin, en dat maakt het voor mij iets makkelijker om mijn job met volle overtuiging te doen, want bij het begin van de week mag ik plannen zo veel ik wil, maar doorgaans draait die week toch helemaal anders uit omdat ik nu eenmaal gebonden ben aan wat er actueel gebeurt. Dat neemt niet weg dat ik bij momenten toch het gevoel heb gehad dat mijn werk me helemaal leegzoog. Gelukkig kon ik vrij goed de signalen herkennen als het eens te veel dreigde te worden en kon ik mijn batterijen opnieuw opladen met sporten of wandelen in de natuur.

Ik schoot meteen in actie wanneer ik uit bed werd gebeld, omdat ik het gevoel had dat ik een verschil kon maken.


‘Onze aanpak in Vilvoorde was heel arbeidsintensief, maar zorgde er wel voor dat we een oplossing op maat konden maken. Dat bleef niet onopgemerkt. In 2015 heb ik samen met burgemeester Hans Bonte zelfs een ontmoeting gehad met het team van toenmalig Amerikaans president Barack Obama om over onze strijd voor deradicalisering te praten.

Maar de meeste voldoening haalde ik toch uit de feedback die ik soms kreeg van ouders van geradicaliseerde jongeren, die me lieten weten dat ze heel moeilijke momenten hadden gekend, maar me toch oprecht wilden bedanken voor de steun die ik voor hen had betekend en het verschil dat ik voor hen had gemaakt.’

Voorbeeld voor Tunesië


‘Na een samenwerkingsproject waarbij een Tunesische delegatie op bezoek kwam naar Vilvoorde, hebben ze in Tunesië twee jaar geleden de grondwet gewijzigd om op regionaal niveau rond radicalisering te kunnen werken op de manier waarop wij het in Vilvoorde doen. Dat zijn momenten waarop je er de grillige werkuren en korte nachten probleemloos bij neemt.

Werken aan deradicalisering is arbeidsintensief en werpt alleen op lange termijn vruchten af. Dat het effect op politiek niveau soms nog in vraag wordt gesteld, frustreert me, want ik heb in de praktijk gezien wat er verwezenlijkt kan worden. Als ik terugdenk aan de periode waarin ik er helemaal alleen voor stond en die vergelijk met de goed geoliede machine die de dienst deradicalisering nu is geworden, ben ik trots en kijk ik hoopvol naar de toekomst.

In mei heb ik een streep getrokken onder mijn werk als deradicaliseringsambtenaar in Vilvoorde en heb ik gekozen voor een job in de politiek. Maar ik heb de deradicaliseringsproblematiek nog niet losgelaten en ben op internationaal niveau nog altijd actief in een aantal projecten binnen de VN. Daarnaast blijf ik ook binnen de politiek werken rond veiligheid en politie, racisme en discriminatie.

In de politiek krijg ik nu de kans om wat ik op het terrein heb geleerd, te vertalen naar het beleid. Daar kijk ik enorm naar uit. Op die manier kan ik mijn vroegere collega’s immers trots maken en kan ik hen tonen dat ik op een ander niveau nog altijd strijd voor hetzelfde grote doel!’

Meer straffe verhalen:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content

' ' '