Gen F

Join onze community en krijg extra toegang tot artikelen, deel jouw verhaal & ...

Catherine kreeg een getuige van Jehova aan de lijn.

COLUMN: ‘We konden niet sterker verschillen, maar wisten toch een beschaafde conversatie te voeren’

Catherine Kosters


Redactrice Catherine houdt van haar lief, hotelbedden en ketchup. Tot de dag dat zelfspot een olympische discipline wordt, deelt ze hier elke week haar avonturen.


Het einde der tijden


 

Vandaag werd ik gebeld door een onbekend nummer terwijl ik in de auto zat. Ik had een lange rit voor de boeg en toch niets beters te doen, dus nam ik op. ‘Hallo, met Catherine’, sprak ik weifelend, mentaal voorbereid op een vervelende verkoper. De vrouw aan de andere kant van de lijn moet de achterdocht in mijn stem gehoord hebben, want ze counterde onmiddellijk: ‘Ik bel u niet voor commerciële doeleinden, maar gewoon om te horen hoe het met u gaat.’ Een origineel antwoord, al werd mijn wantrouwen er niet minder op. Ik vroeg haar of ze voor een bedrijf of politieke partij werkte, maar voor deze mysterieuze beller mij wijzer kon maken, werd de verbinding verbroken.



Mijn nieuwsgierigheid won het van mijn argwaan, dus belde ik het nummer terug zodra ik weer een paar blokjes bereik had. ‘Ja, hallo, met mij weer. Wie bént u nu eigenlijk?’ Eindelijk volgde de onthulling: ‘Mijn naam is Marianne en ik ben getuige van Jehova.’ Fuck! Meteen flitsten eerdere aanvaringen met leden van deze geloofsgemeenschap door mijn hoofd. Hoe mij als kind werd ingeprent om de deur nooit te openen voor onbekenden, zeker die met een kopie van De Wachttoren onder de arm. Mijn familie is een kei in het ontlopen van leurders, zowel de commerciële als christenfundamentalistische variant, en maakt er haast een sport van. Ooit werd mijn oom door een gelovige voorbijganger aangesproken terwijl hij in zijn voortuin zat en loog hij dat hij de tuinman was. Dat excuus kon ik aan de telefoon helaas niet inzetten, dus besloot ik toch maar een gesprek aan te knopen. Zoals ik al zei: het was een lange rit.

Precovid zou ik de deur in haar gezicht dichtgegooid hebben, maar nu sprak ik langer met haar dan met sommige collega’s of vrienden de voorbije weken.


Ik vroeg Marianne of de oproep deel uitmaakte van een nieuwe bekeringsstrategie. Ze legde uit dat prediken een must is voor elke getuige, maar dat van deur tot deur gaan uiteraard niet aangeraden was te midden een pandemie. Daarom had de congregatie het roer omgegooid en probeerden ze nu zieltjes te winnen per telefoon en e-mail. Velddienst in tijden van social distancing. Toen Marianne naar mijn geloof polste, vertelde ik haar dat ik katholiek was opgevoed, maar mezelf eerder een atheïst of agnost zou noemen, afhankelijk van de dag. Marianne liet zich niet van haar melk brengen. ‘In deze eindtijd vinden wij steun in de Bijbel. Het Woord van Jehova zal ons verlossen.’ Dat werd me toch allemaal iets te apocalyptisch, dus bad ik haar beleefd vaarwel.

De rest van de autorit spookte het telefoontje door mijn hoofd. Zij zag mij wellicht als ongelovige heiden en ik haar eerlijk gezegd als gebrainwasht sektelid. Precovid zou ik de deur in haar gezicht dichtgegooid hebben, maar nu sprak ik langer met haar dan met sommige collega’s of vrienden de voorbije weken. Dat zette me aan het denken. Er is zoveel boosheid dezer dagen. Verpleegsters keren zich tegen shoppers en schoonheidsspecialisten tegen visagisten. Het virus zaait tweedracht tussen believers en ontkenners, wetenschappers en antivaxers. Online wordt de strijd uitgevochten met vage links en invectieven, vooral door die laatsten. Hoe anders was onze interactie. Hoewel we niet sterker konden verschillen – een Jezusfreak en een duivelskind – waren we er toch in geslaagd een beschaafde conversatie te voeren zonder roepen, tieren of schelden. Geloven zal ik niet snel doen, maar deze bizarre dialoog gaf mij hoop. Heel even was er vrede op Aard en leek Kerstmis dichterbij dan het Armageddon.

Meer columns van Catherine: 

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content

' ' '